Den Haert en het aertgos
Toevallig kwam ik bij het lezen van het boek van
Westhoff en Van Oosten over de vegetatie van de
Waddeneilanden de vermelding van "Harend" en
"Harendland" tegen, voor Zilte rus en buitendijks
hooiland met daarin veel Zilte rus. Vandaar mijn
suggestie aan Gert-Jan.
Ooit was het gebied, dat nu de Zouten- en Zoe
ten Haard wordt genoemd, ook zulk "Harend
land", wat meteen de herkomst van deze naam ver
klaart. Op een kaart van Fokker (1909), die de
situatie op Schouwen rond het jaar 1000 zo'n beet
je weergeeft, zien we hier een soort sluftergebied
met schorren. Oostelijk van de Haard is de zeereep
niet gesloten en heeft de zee toegang tot het gebied,
een vergelijkbare situatie als nu bij de Kwade Hoek
op Goeree. Bij latere bedijking bleven de duinen
voor de Haard een zwakke schakel in de waterke
ring en liep het gebied meermaals vol, zoals onder
andere in 1717en 1754.
Waarschijnlijk is de Texelse naam "Harend"
voor Zilte rus ook op Schouwen in gebruik ge
weest, maar dan wel op zijn Zeeuws uitgesproken
met een stomme h en de Schouwse ae-klank. Niet
eens onmogelijk is dat Noord-Hollandse veeboe
ren, die zich misschien aan het begin van de zeven
tiende eeuw op Schouwen vestigden en er hun ka
rakteristieke stolpen bouwden, hun streeknaam
voor deze plant en vegetatie naar hier meenamen.
Al weet ik niet of de naam voor de Haard ook al in
geschriften of op kaarten van voor 1600 vermeld
staat. De naam kan ook in een groter taalgebied in
gebruik zijn geweest. Bij een bezoek aan Texel in
formeerde John nog eens naar de herkomst van de
naam "Harend". Voor Texelaars bleek dat geen
enkel probleem: het "harende karakter" van het
ronde gladde gewas, was immers overduidelijk!
Kees de Kraker John Beijersbergen
Literatuur
BEIJERSBERGEN, J.. 1990. Een oude steenglooing op
het Noorderstrand van Schouwen. Sterna 35:4-7.
Fokker. A.J.F.. 1909. Schouwen voor 1600. Lakcnman
Ochtman, Zierikzee.
WESTHOFF, V.&M. VAN OOSTEN, 1991. De planten
groei van de Waddeneilanden. KNNV. Utrecht.
49