Korte Bijdragen Enkele kanttekeningen bij nieuw handboek Natuurmonumenten Zeldzame gast in Melissant De Vereniging Natuurmonumenten verraste haar leden met de nieuwe "Complete Gids Na tuur- en Wandelgebieden in Nederland" 1996. In een stevige pocket van 470 bladzijden staan "alle" terreinen van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Provinciale landschappen. Die terreinen zijn te vinden op kaartjes voorin de gids en zijn kort gekarakteriseerd naar land schap. planten en dieren. Vele kleurenfoto's verle vendigen de tekst. Toch plaats ik een paar kanttekeningen. Zo wordt het Dijkwater een deel genoemd van de Gouwe, het water tussen Schouwen en Duiveland. De Gouwe lag vooral tussen Schouwen en Drei- schor en het Dijkwater lag tussen Dreischor en Duiveland. De Naterskreek zou in 1953 ingedijkt zijn. In werkelijkheid is die kreek in 1808 afge damd. De Steenzwaan zou in de oudste polder van Schouwen-Duiveland liggen. Bedoeld is de oudste polder van Duiveland, namelijk de Vierbannen- polder. Daarnaast zie ik helaas nogal wat fouten tegen de spelling van aardrijkskundige namen. Op de to pografische kaart staat Zoeten en Zouten Haard en Natuurmonumenten haalt tweemaal de -n eraf. Ook staat er Schouwense Inlagen, terwijl dat na tuurlijk Schouwse Inlagen moet zijn. Van Schouw- se (hier wel!) Dijkbeemden heb ik nog nooit ge hoord. Beemden zijn natte hooilanden langs beken in Brabant. Waarom niet gewoon Schouwse Dij ken? En dan bij Slot Haamstede: "Het aangrenzend binnenduingebied wordt Zepeduinen genoemd". Beter zou zijn "wordt door Natuurmonumenten Zepeduinen genoemd", want op Schouwen schrijft men sinds de Middeleeuwen Zeepeduinen. Zepe in Zeeland is zeep in de badkamer, zêêpe -lang zaam uitgesproken- komt van zepelend, siepelend water dat uit duinvalleien vloeit. Tenslotte een fout die al sinds 1960 in de boeken rondspookt. Bij de Vroongronden liggen "kleine, door zandwallen omgeven, vierkante graslandjes, die haaymeten worden genoemd". Ze zijn niet vierkant, ze hebben greppels met elzen erlangs en ze heten elzenmeet. Op Goeree heten ze haay- meetIk kom die term al tegen in het overigens zeer lezenswaardige "Verslag van het biologen-werk kamp op Schouwen 18-25 juli 1960". Frans Beekman Landschappelijke doorsnede Kop van Schouwen (1960). Voor Haaymeten leze men duinzoom! Tekening uit Verslag bio-logen-werkkamp op Schouwen 18-25 juli 1960. Op zondag 24 maart 1996 omstreeks 13.00 uur streek er een wel heel bijzondere gast in mijn tuin neer. Ik werd opmerkzaam door het neerstrijken van een vrij forse zangvogel met een op vallende kleur: karmijnrood. Doordat de vogel op de grond ging zitten kwam die kleur goed uit tegen het nog winterse beeld op deze grauwe zondag. Ik kon de vogel in eerste instantie niet thuisbrengen; dat ik hem nog nooit eerder had waargenomen wist ik heel zeker. Het was een forse vinkachtige vogel met een vrij zwaar postuur. Zittend in de struiken en bomen leek hij van een afstand tamelijk grauw van kleur, maar eenmaal in de verrekijker gevangen,bleek hij prachtig karmijnrood met hier en daar wat grij s. Op een of andere manier flitste het door mijn hoofd: een Haakbek! Snel de gids er bij gepakt en opge zocht. Inderdaad, er was geen twijfel mogelijk, dit was een mannetje Haakbek. Hij heeft het grootste deel van de middag in mijn 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1996 | | pagina 24