boek staat (Bergers van Apeldoorn 1995) is de
verspreiding in de Schouwse duinen zeker nog niet
goed bekend. Binnen het geschetste waarschijnlij
ke jachtbiotoop van de Zeepe-Kerkuil lijkt het
Zeepe de enige geschikte plaats voor Noordse
Woelmuizen. De kans dat de uil gejaagd heeft in het
Watergat, de Koudekerkse Inlagen of de Schelp-
hoek -de dichtbijzijnde plekken waar het voorko
men van de Noordse Woelmuis met life-traps is
vastgesteld- is gering.
Opmerkelijk is ook dat onderzoekers een posi
tieve correlatie tussen het voorkomen van Noord
se Woelmuis, Dwergmuis en Dwergspitsmuis heb
ben gevonden, allemaal soorten die in de
braakbal-set aanwezig zijn. Alleen de ook in dit
kader genoemde Waterspitsmuis ontbreekt, het
geen er mogelijk op wijst dat die werkelijk niet
voorkomt in het zuidelijk deel van de Schouwse
duinen.
Dwergmuis
De zes vondsten van de Dwergmuis maken 3%
van het totaal aantal prooien uit. In Nederland is
het gebruikelijk dat Dwergmuizen een klein deel
van het kerkuil-menu uitmaken. De enige 'verras
sing' is dat de soort volgens Broekhuizen et al.
(1992, pag. 283) niet in de Schouwse duinen zou
voorkomen. Uit eigen vondsten van dwergmuis
nesten in het Slotbos valt al op te maken dat dit niet
klopt.
Bosmuis
De 26 gevonden bosmuizen, 11 van het totaal,
passen goed in het beeld van de bosmuis als prooi
van Zeeuwse kerkuilen: bijna altijd een deel van
het menu, maar nooit een erg groot deel. Dat past
goed bij de verspreiding van de bosmuis; een soort
die hier in bijna alle biotopen voorkomt, maar
nooit in erg hoge aantallen.
Huismuis
Slechts één huismuis, nog geen procent van het
totaal, werd in de braakballen gevonden. Dat lijkt
erop te wijzen, dat de uil de bebouwing aan de rand
van het Zeepe niet te dicht benadert. Huismuizen
leven vooral in de directe nabijheid van huizender-
wijl Huisspitsmuizen vaker in tuinen en dergelijke
voorkomen. In het eigenlijke duingebied zal de
Huismuis zeker 's winters waarschijnlijk ontbre
ken.
Vogels
Er werden vijf vogelresten in de braakballen ge
vonden, dat is 2% van het aantal prooien. Waar
schijnlijk ging het twee maal om een mees, eenmaal
om een Heggemus en eenmaal om een Merel. Me
rels zij n ongebruikelijk grote prooien voor Kerkui
len (de Jong 1995), maar de in de braakbal gevon
den tarsus geeft aan, dat het in ieder geval een vogel
van die grootte moet zijn geweest.
Conclusie
De uitgeplozen braakballen van de Zeepe-uil re
sulteren in een winters ogend kerkuil-menu, met
het accent op spitsmuizen (77 %),en een duidelijk
kleinere rol voor de woelmuizen (7%), ware mui
zen (14%) en vogels (2% ).Bij het uitwerken van de
gegevens stuitte auteur op nogal wat onvolkomen
heden in de kennis over het voorkomen van kleine
zoogdieren in de Schouwse duinen: vijf van de
negen aangetroffen soorten zouden er volgens de
zoogdieratlas (Broekhuizen et al. 1992) niet voor
komen! Nader onderzoek, niet alleen door braak-
bal-pluizen maar ook door het vangen met life-
traps, lijkt dan ook zeer welkom. Vooral de
verspreiding van een momenteel zo in de schijn
werpers staande soort als de Noordse Woelmuis
verdient snel helderder te worden!
Literatuur
van Apeldoorn R., Hollander H., Nieuwenhuizen W. van
der Vliet F. 1992. De Noordse Woelmuis in het Deltagebied.
Landschap 9:189-202
Bergers P.J.M. van Apeldoorn R.C. 1995. Gebiedsgericht en
soortgericht beleid in moerassen; de noordse woelmuis als toets.
IBN-DLO rapport 172. Wageningen.
Broekhuizen S., HoekstraB., van Laar V., Smeenk C. This-
sen J.B.M. 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Uitgev.
KNNV,Utrecht.
de Jong J. 1995. De Kerkuil en andere in Nederland voorkomen
de uilen. Friese Pers,Leeuwarden.
Mostert K. 1989. Kleine zoogdieren van Goeree en Schouwen.
Sterna 34:40-49
Vergeer J.W.& van Zuijlen G. 1994.Broedvogels van Zeeland.
Uitgev. KNNV/ St. Uitgev. SOVON.LItrecht/Beek-Ubbergen.
92