Methode In juni werden verdeeld in het gebied een aantal per- ceelsranden geselekteerd op grond van de aanwezige ve getatie (Figuur 1). Hier werd om de twee weken (juli/au- gustusjof 1 x /maand (juni. september, oktober) een inventarisatie gehouden van de aanwezige insekten over een afstand van ruim 30 meter (lokatie 1 t/m 6). In latere instantie is daar nog een lokatie aan toegevoegd (lokatie 7). De inventarisaties vonden steeds 's middags plaats, veelal van 14.00 -18.00 uur in de periode van 20 juni -16 oktober. Gewoonlijk werd langzaam door de vegetatie gelopen, waarbij de insekten binnen een afstand van en kele meters (naar voren en opzij) genoteerd werden. Door een keer heen en weer terug te lopen kon de akker rand over de volle breedte (2 x4,5 m) geteld worden. Dub beltellingen werden zoveel mogelijk vermeden. Vlindersen hommels zijngoedgeteld.bij de zweefvlie gen zijn er wel soorten gemist en soms verkeerd gedeter mineerd. Bij de sprinkhanen is op gehoor het aantal zin gende mannetjes genoteerd. RESULTATEN De belangrijkste resultaten zijn samengevat in Tabel 2 en worden hieronder in het kort besproken. Behalve insekten werden ook de aanwezige vogels geteld, maar deze blijven hier verder buiten be schouwing. Vlinders Het ook overdagvliegende uiltje Gamma-uil was dit jaar in Nederland wel zeer massaal aanwe zig, een gegeven dat bij de telling van de akkerran den duidelijk tot uiting komt (andere uiltjes zijn niet geteld). Aardig waren de grote aantallen Zwartspriet- Agrarisch natuurbeheer "Agrarisch natuurbeheer"is een tegenwoordig veel gebruikte term voor het tegen vergoeding achterwege laten van bepaalde handelingen die een verhoging van de agrarische produktiviteit of efficiente bedrijfs voering tot doel hebben. Het nalaten van deze hande lingen of uitvoeren op een ander tijdstip daarvan kan voor de natuur positief uitpakken of minder negatieve gevolgen hebben dan bij de meer gangbare volgwijze. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan een beheer ten gunste van weidevogels (later inscharen. minder hoge veedichtheid en minder bemesten), slootkantbeheer (niet bemesten of spui ten, hooien enz.) en onderhoud van kleine landschapselementen (instand houden van veedrinkputten, heggen.overhoekjes). Ook het akker- randbeheer zoals bij het Zonnestraal-project kan als een vorm van agrarisch natuurbeheer beschouwd wor den. dikkopjes die vooral te vinden waren in randen waar een combinatie van grassen en Reukeloze ka mille aanwezig was. Bij het Oranje zandoogje viel ongeveer dezelfde voorkeur vast te stellen, waarbij opviel dat lokaties langs de Kijkuitse dijk lager scoorden dan die langs de Noordbosweg. Voor een deel valt dat terug te voeren op de aanwezigheid van geschikte nectarplanten als bramen en Ko- ninginnekruid op de Kijkuitse dijk met aangren zende slootkanten, terwijl die langs de Noordbos weg niet/minder te vinden waren. Grassen vormen voor beide soorten vlinders de voedselplanten voorde rupsen. Opmerkelijk was het vrij hoog aan tal Bruine blauwtjes dat aangetroffen werd. Dit heeft vermoedelijk te maken met de droge zomers van 1994 en95, waardoor op tal van plaatsen (o.a. in bermen en op dijken) een vegetatie ontstond met veel Zachte ooievaarsbek wat een belangrijke waardplant is voor de rupsen zie ook excursie ver slag op blz. 00). Open lage vegetaties,zoals lokatie 2, zijn voor deze soort het meest aantrekkelijk. Ica- rusblauwtjes kwamen vanwege het ontbreken van vlinderbloemigen als rolklavers, maar weinig op de akkerranden voor. Op de Koolwitjes en de Kleine vos na waren de overige waargenomen soorten veelal met slechts enkele ex. vertegenwoordigd. De vossen hadden geen geweldige zomer en herfst, al werd met de laatste inventarisatie op 16 oktober wel de helft van het uiteindelijk aantal Kleine vos sen geteld. Doorgaans gaven deze soorten echter de voorkeur aan andere nectarplanten dan op de akkerranden aanwezig (bv. Koninginnekruid). Hommels en bijen Hommels en bijen zijn vooral uit op bloemen met veel nectar en/of stuifmeel. De lengte van de tong bepaald voor een deel welke bloemen be zocht worden. Zo heeft de Tuinhommel een erg lange tong en deze soort bezoekt dan ook vooral bloemen met diepliggende honing,zoals tal van lip bloemigen. De aangetroffen hommels, op de Mos hommel na, behoren tot algemene soorten. Hom mels zijn mobiele insekten die vanuit het nest. dat elk jaar opnieuw door een koningin gesticht wordt, tot enkele kilometers verderop voedsel kunnen zoeken. Rijke nectarbronnen kunnen op deze wijze door meerdere kolonies geëxploiteerd wor den. Een groot nectaraanbod over een lange perio de zal de populatie-opbouw van de aanwezige soorten ten goede komen. Het voorkomen van be paalde soorten hangt voor een deel ook af of er ge schikte nestlokaties zijn. De Boomhommel maakt nesten in boomholten, nestkastjes en dergelijke. In het open landelijk gebied (vrijwel heel Schouwen- Duiveland) komt zo'n soort weinig voor. De Mos hommel is een typische kustsoort die ook langs de 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1996 | | pagina 16