Dwergsterns op Neeltje Jans: het debacle van 1996 en
hoe verder
Foto's: Mark Hoekstein.
Mark Hoekstein, Vogelbescherming Nederland
De Dwergstern Sterna albifrons is een kenmerkende broedvogel van dynamische kusten. Op
Schouwen was het van oudsher een broedvogel van strand en bui tenduin, maar eind jaren vijftig
maakte de opkomende strandrecreatie daar een eind aan. Sindsdien boden afgesloten zeear
men als Veerse Meer en Grevelingen tijdelijk broedgelegenheid.maar de verdere inrichting en
vegetatiesuccessie deden de soort hier na enkele goede jaren weer flink afnemen. Momenteel
vormen de eilandjes in het Volkerakmeer de belangrijkste broedplaats in de noordelijke Delta,
een situatie die vrijwel zeker tijdelijk is.
Een ander belangrijk broedgebied is het voor
malige werkeiland Neeltje Jans, waar sinds 1980
jaarlijks Dwergsterns broeden. Het aantal broed-
paren varieert hier van enkelen tot vele tientallen,
met een piek van 115 paar in 1984. Na een afname
tot enkele paren eind jaren tachtig broeden de laat
ste jaren weer 30-50 paren op het eiland. Daarmee
is Neeltje Jans een van de weinige broedplaatsen
uit de Deltawerken-tijd, waar de vogels het langer
dan enkele jaren uithouden.
Helaas waren er de laatste jaren ook verontrus
tende geluiden over verstoring door recreanten en
predatie door bruine ratten. Daarom stelde Vogel
bescherming Nederland in het broedseizoen 1996
een toezichthouder annex onderzoeker op het ei
land aan om verstoring van Dwergsterns zoveel
mogelijk te voorkomen en om meer te weten te
komen over het broedsucces van de vogels en de
factoren die dit bepalen.
Vanaf begin mei tot het vertrek van de Dwerg
sterns eind juli werden de verschillende kolonies
op Neeltje Jans enkele keren per week bezocht.
Nesten en baltsende vogels werden geteld en er
werden gegevens verzameld over foerageren, pre
datie en verstoring.
Verloop broedseizoen 1996
De Dwergsterns vestigden zich op 5 verschillen
de plaatsen: in twee kolonies op Noordland, bij de
voormalige Betonhaven, op het strandje bij het
Topshuis en tenslotte op het Vogeleilandje. Op 9
mei werd het eerste ei gelegd, daarna volgde een
gestage groei tot 36 nesten op 24 mei. Vanaf toen
ging het mis. Bij vrijwel elke controle bleken weer
legsels verdwenen; gemiddeld wel 2,5 per dag!
Soms verdween ergens één nest,maar meestal ging
het om meerdere dicht bij elkaar liggende nesten
tegelijk. Van de verdwenen eieren was vaak geen
spoor meer te vinden, maar in een aantal gevallen
werd nog wat eierstruif in de nestkom gevonden.
Predatie
Na vele uren observatie werd op 15 j uni een van
de daders op heterdaad betrapt: een adulte Zilver
meeuw stapte op z'n gemak door de kolonie op
Noordland en werkte achter elkaar de eieren van
vier nesten in hun geheel naar binnen, de fel stoot-
duikende Dwergsterns negerend; vervolgens pak
te hij een jonge Strandplevier en vloog ermee naar
zijn nest op zo'n 200 meter van de Dwergsternko-
lonie. Bij controle bleek dat de rover geen spoor
had nagelaten op de harde bodem. Later werd nog
82