2. BEHEER EN TOEKOMST VAN GANZEN EN ZWANEN
OP SCHOU WEN-DUIVEL AND
Uit de soortbeschrijvingen van de op Schouwen-Duiveland voorkomende ganzen en zwanen
blijkt duidelijk dat de regio van groot belang is voor veel van deze soorten, In het volgende zal
gekeken worden of de belangrijke functie, die het eiland nu vervult, ook in de nabije toekomst
behouden kan worden. Verder wordt stilgestaan bij de vraag of ganzen en zwanen ook voor pro
blemen voor met name de landbouw kunnen zorgen en zo ja, wat daar aan te doen is zonder de
belangen van de vogels te schaden.
Schade
Veel op Schouwen-Duiveland overwinterende
ganzen en zwanen halen hun voedsel van agrari
sche gronden, zowel van grasland als van akker
land. In sommige gevallen kan dat leiden tot scha
de voor de boer. In Zeeland zijn vooral weiland,
graszaad en wintertarwe schadegevoelig. De mees
te schade ontstaat in het vroege voorjaar,vooral als
het land erg nat is. Ganzenvraat kan dan de uitstoe-
ling van het gewas tegengaan en de vele platvoeten
leiden tot verslemping.Toch wordt de door ganzen
en zwanen berokkende schade vaak sterk overdre
ven. Ten eerste blijkt op Schouwen-Duiveland al
leen de Rotgans belangrijke overlast te veroorza
ken. De wildschadecommissie voor Zeeland keert
sinds 1990 jaarlijks tussen de 50.000,- en
75.000,- uit aan boeren die schade van rotganzen
op hun land hebben gemeld (WICO voor de pro
vincie Zeeland 1991-1996). De toename van het to
taal uitgekeerde schadebedrag tussen 1990en 1995
is niet veroorzaakt dooreen toename van het aan
tal Rotganzen of een toename van het vaker grazen
op schadegevoelige percelen. Waarschijnlijk speelt
de overgang van schapenteelt naar rundvee op een
aantal bedrijven in de Prunjeeen rol;bij intensieve
rundveehouderij zal rotganzenvraat eerder als
schadelijk ervaren worden. Daarnaast lijken agra
riërs steeds beter de weg naar de schade-uitkeren-
de instanties te vinden.
De schade, die andere ganzen- en zwanensoor-
ten aan landbouwgewassen op het eiland berokke
nen, valt daarbij in het niet. Overigens is de door
Rotganzen aangerichte schade op Schouwen-Dui
veland nog altijd belangrijk lager dan bijvoorbeeld
op Tholen en St.Philipsland. Dat heeft alles te
maken met het feit dat daar minder natuurlijke
graslanden nabij de Oosterscheldekust te vinden
zijn, waardoor de Rotganzen daar meer op agrari
sche gronden moeten foerageren.
Natuurontwikkeling
Een behoorlijk deel van de jaarlijkse rotgans-
schade op Schouwen-Duiveland is afkomstig van
percelen nabij de Oosterscheldekust die bij de uit
voering van Plan Tureluur in de toekomst de func-
Tabel 1. Uitgekeerde door ganzen en zwanen aangerich
te schade (in guldens) aan weiland en akkers op Schou
wen-Duiveland, 1990-1995 (bron: jaarrapporten WICO
voor de provincie Zeeland).
soort/jaar 1990
1991
1992
1993
1994 1995
Rotgans 53.430
55.459
50.047
67.543
65.605 75.742
Brandgans 0
0
0
0
0 1833
Grauw Gans 0
0
0
0
0 2531
Kolgans 0
4.422
348
0
0 0
Kleine Zwaan 0
0
SO
0
0 0
tie 'natuur' zullen krijgen. Dat houdt in. dat de vo
gels geen schade meer zullen berokkenen op deze
gronden; er zal dan immers geen agrarisch grond
gebruik meer plaatsvinden. Wel is van belang dat in
de overgangsfase van landbouwgrond naar na
tuurgebied rekening wordt gehouden met de be
langen van ganzen én boeren. De verwachting is
namelijk, dat 'in de overgang' zijnde percelen een
tot twee jaar hun functie als voedselgebied voorde
Rotganzen en Brandganzen verliezen. Bij een ge
faseerde aanpak van deze overgangsfase zullen de
problemen echter niet groot zijn; dan blijft er im
mers genoeg voedselgebied beschikbaar.
Van groot belang is verder de wijze waarop de
toekomstige natuurgronden langs de zuidkust be
heerd gaan worden. Met name de wijze van begra-
zing kan van belang zij n voor de ganzenBegrazing
met schapen lijkt in ieder geval niet verstandig; de
wijze waarop deze dieren eten valt niet goed te
combineren met een functie als ganzenopvang
(zeker voor Rotganzen): er blijft dan te weinig gras
voor de vogels over. Verder moet duideli jk zijn, dat
het 'opfokken' van het gras middels kunstmest in
een natuurgebied als de toekomstige zuidkust uit
den boze is. Bovendien is kunstmestgift alleen in in
tensief beheerd produktiegrasland noodzakelijk
om ganzenopvang mogelijk te maken.
Nee, de sleutel tot een goed ganzenbeheer ligt in
het geplande integrale waterbeheer van het ge
bied. Duidelijk is wel, dat de nieuwe beheerders bij
het uitstippelen van dit integrale waterbeheer vol
doende waarborgen voor een goede ganzenop-
9