heen dé pleisterplaatsen voor deze soort. Maar
zelfs deze polders konden niet verhinderen, dat we
het midden december met weinig Rietganzen
moesten doen. Misschien dat ze de vorstperiode
voelden aankomen en onrustig waren geworden.
Op de maandag na de telling streek zo maar een
groep van 2400 Rietganzen neer in polder Batten-
oord. In januari werd het hoogste aantal van de af
gelopen winter gehaald, ti jdens tellingen dan. Een
echte uitschieter, zoals in 1995 met 6142 ex., was er
dit jaar niet bij.
Februari was voor de Rietganzen ook een goede
telling, want over hel algemeen zijn de vogels dan al
wat noordelijker en blijven alleen wat kleine
groepjes over. In maart was hier geen Rietgans
meer te bekennen.
Ook de Kolganzen arriveerden behoorlijk
vroeg, want in november telden we bijna 3000 ex.
Maar dat was nog niets in vergelijking met decem
ber, toen we, vlak voor de invallende kou, meer dan
10.000 Kolganzen telden. En dat is heel veel als we
normaliter met zo'n 2 a 3000 moeten doen. Op de
weilanden van de Zuidelijke Slikken waren er al
leen al 4200(en in de aangrenzende polder Dirks-
land 2400.Tijdens de januari-telling bleek, dat nog
steeds ruim 2500 Kolganzen hun voedsel konden
vinden op onze bevroren en lichtbesneeuwde ak
kers. Eens te meer viel op dat tijdens koud weer de
Kolganzen zich verspreiden over het hele eiland en
niet alleen in het westelijke gedeelte verbleven.
Hierna nam het aantal Kolganzen weer af.
Heel wisselend was het aantal Grauwe Ganzen.
I n oktober iets minder dan we gewend zijn,daaren
tegen kwam november ver boven het gemiddelde
uit met 6620 ex. Langs het Zuiderdiep werden 1100
ex. geteld. Net als bij de Rietgans, bleef de decem
bertelling aan de lage kant. Blijkbaar gaan Riet
ganzen en Grauwe Ganzen er eerder vandoor als
het koud wordt.dan Kol- en.zoals laterzou blijken,
Brandganzen.
In januari was de Grauwe Gans weer in verras
send grote getale present. Blijkbaar konden ze
onder winterse omstandigheden hun voedsel nog
wel vinden. Het gunstigst was de situatie op Oost-
flakkee, want daar werden ze in 13 van de 16 telge-
bieden genoteerd. Een groep van 1500 ex. verbleef
in de Krammerpolder. De zachtere omstandighe
den zorgden ervoor dat in februari en maart al veel
Grauwe Ganzen naar noordelijker sterken trok
ken.
De meest voorkomende ganzensoort in de win
ter op Goeree-Overflakkee is, zonder concurren
tie. de Brandgans. Dat geldt nooit voor oktober,
maar in november was het, redelijk vroeg, al raak
met meer dan 11.000 ex. Ze zaten zeer geconcen
treerd langs het Zuiderdiep (6250 ex.) en op de
Zuidelijke Slikken (4230 ex.).
In december werd een nieuw maximum aantal
voor Goeree-Overflakkee vastgesteld van meer
dan 32.000 Brandganzen. Bijna al deze ganzen
konden vanaf onze dijken geteld worden, terwijl ze
zich in de beschermde natuurgebieden bevonden,
hetgeen het belang van deze gebieden nogmaals
onderstreept. Langs het Zuiderdiep waren er nu
12.000 en op de Zuidelijke Slikken bijna 16.000.
Tijdens de vorstperiode vertrokken zo'n 20.000
Brandganzen naar warmer streken. Daarna kwa
men ze gedeeltelijk weer terug, zodat in februari
weer 23.000 Brandganzen geteld werden.
De laatste twee jaar verbleven ook in maart nog
meer dan 10.000 ex. in ons gebied, terwijl dat in de
jaren daarvoor beduidend minderwas.
Een totaal ander beeld moeten we vaststellen
voor de Rotgans. Door ontwikkelingen in de Gre-
velingen is het voedselaanbod voor deze soort daar
sterk teruggelopen (zeegras is bijna verdwenen; te
zoutwater?).
Traditioneel concentreerde de Rotgans zich na
melijk in en langs het Grevelingenmeer. Midden in
de winter vormde zich dan een grote groep die
pendelde tussen de weidegebieden bij Ouddorp en
Goedereede. Van die groep was afgelopen winter
geen sprake en zodoende bleef de score ver achter
bij enkele jaren geleden. Slechts één keer werd
bijna de 1000 Rotganzen-grens gehaald en dat was
in november. Ze waren toen present in de Kouden
hoek, op de Noordelijke Slikken, op Markenje,
langs de Zuidelijke Slikken,bij Battenoord en in de
Heerenpolder, maar niet in al te grote getale.
In de andere maanden moesten we het doen met
ongeveer 'h deel van de gebruikelijke populatie.
Moeten we de ontwikkelingen afwachten of kun
nen er maatregelen genomen worden?*
Op 12 januari werden 3 Witbuikrotganzen ge
zien in polder West-Nieuwland bij Ouddorp.
Bij elke telling kwamen ook steeds meldingen
binnen van andere ganzensoorten, al dan niet
tamme of ontvluchte exemplaren. Zo werden re
gelmatig Canadese Ganzen, Indische Ganzen en
Sneeuwganzen waargenomen. In maart kwamen
daar nog 2 Roodhalsganzen bij. Het meest opval
lend was echter de sterke toename van de Nijlgans.
In november 189 en in december zelfs 217 ex. Een
vreemde gans in de bijt.
Rijkswaterstaat onderzoekt momenteel verschillende mogelijkheden om het waterbeheer aan te passen, onder andere m.b.t.
zoutgehalte en peilbeheer Redactie).
51