Publicaties De levendbarende hagedis in de zak van Zuid-Beveland In het verleden werd de Levendbarende hagedis hier en daar op dijken in de zak van Zuid-Beveland waargenomen. Met de aanwijzing van dit gebied als waardevol cultuurlandschap (WCL) komen er ook gelden beschikbaar voor specifiek soortenbeheer. Om meer te weten over het huidige voorkomen en ver volgenseen plan op te stellen voor gericht beheer en monotoring werd het bureau Natuurbalans-Limes Di- vergens uit Nijmegen opdracht gegeven om onderzoek te doen. Het onderzoek werd in 1997 uitgevoerd. Bij in ventarisatie in liet voorjaar van alle plaatsen waar de soort ooit was waargenomen en potentieel ge schikte plaatsen, werd echter geen spoor van de Le vendbarende hagedis gevonden. Om toch een in druk te hebben op wat voor dijken en onder welke omstandigheden de soort dan wel voorkomt, werd uitgeweken naar Schouwen-Duiveland waar de Levendbarende hagedis al lange tijd van enkele plaatsen buiten het duingebied bekend was. Eind augustus werd hier een aantal dijkvakken onderzocht (zie kaart). Bij het haventje van Bom- menede en bij De Val werden inderdaad Levend barende hagedissen aangetroffen. Schouwen-Duiveland In vergelijking met Zuid-Beveland waren de Schouwse lokaties zonniger en bevatten ze meer zand,steen en beton. Open zonnige plekjes hebben de hagedissen nodig om zich op te kunnen warmen. Naast zonplaatsen is een gevarieerde vegetatie structuur van belang. Allereerst om van het zon- plekje bij gevaar meteen de begroeiing in te kun nen duiken, verder zorgt een afwisselende vegetatiestructuur voor veel insekten (voedsel) en kan de hagedis er een plekje in vinden om te over winteren. De Zuid-Bevelandse dijken waren door gaans teveel met bomen beplant en hadden vaak een verruigde vegetatie van Rietzwenk. Dauw braam, Grote brandnetel en struweelopslag. Her introductie, een modeverschijnsel om op een mak kelijke manier resultaat te boeken, werd gelukkig om diverse redenen afgeraden. De populaties op de Schouwse dijken liggen vrij geïsoleerd, metnamebijDeValwaarbuitendedijk geen geschikt leefgebied aanwezig is, wat de soort hier kwetsbaar maakt. De onderzoekers keken vreemd op van deze populatie op een plaats waar geen zoet water voorhanden is. In de literatuur staat dit namelijk als een van de eisen vermeld die de hagedis aan zijn biotoop stelt (mogelijk blijft er in de holten tussen de Vilvoordse zandsteen regel matig regenwater achter-C.d.K.). Overigens blijft het gissen hoe deze geïsoleerde populaties ont staan zijn. Resten van vroegere populaties van voor de inpolderingen in de Middeleeuwen, toen er nog een groot hoogveengebied was, of exemplaren die vanuit het duingebied de polder zijn ingetrok ken. of misschien ooit aangevoerd met materiaal voor dijkversteviging.zoals Vilvoordse zandsteen? De onderzoekers doen een aantal aanbevelin gen voor kleinschalig beheer, zoals gefaseerd hooi en, plaatselijk wat struweel laten ontstaan, stukjes plaggen en zeker niet klepelen. Lijkt mij een mooie taak voor de Slichting Landschapsbeheer Zee land. die ook voor de verspreiding van het rapport zorgdroeg. Mogelijk dat de Werkgroep Actief ter reinbeheer van de Natuur- en Vogelwacht hier ook wel een steentje aan wil bijdragen. Kees de Kraker Inlichtingen over dit rapport bij de SLZ (werk groep WCL-project 97/43), Ravelijn de Groene Jager 5, Postbus 286,4460A R Goes, lei 0113-230936 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1998 | | pagina 26