Kerkuil. Foto: Gert-Jan de Zoete.
Broedsucces
Het (broed)succes van de Kerkuil wordt door
verschillende factoren bepaald. De belangrijkste
factor in het broedsucces is de muizenstand, maar
strenge winters en het verkeer kunnen dit succes
danig verstoren.
Als er onvoldoende muizen beschikbaar zijn
heeft dat direct invloed op de legselgrootte en het
broedsucces van de Kerkuil, daar de Kerkuil een
gespecialiseerd muizenjager is.
De ervaring leert dal muizen eens in de drie a vier
jaar een grote toename te zien geven. Dat zijn dan
ook goede jaren voor de Kerkuil met veel broedge-
vallen en meer jongen per nest en daarnaast ook
nog relatief veel tweede legsels. In uitzonderlijke
gevallen komt het nog wel eens tot een derde leg-
sel.
Voorbeeld
1996 was een absoluut topjaar voor met name de
veldmuis in Nederland. 1 n dat jaar werden er in Ne
derland 1400 broedparen van de Kerkuil geregis
treerd.
1997 was echter een zeer slecht muizenjaar, het
aantal geregistreerde broedparen van de Kerkuil
liep in Nederland terug tot 800. Bijna een halvering
van het aantal broedparen.
Ook het aantal jongen per nest was in 1997 bedui
dend lager dan in 1996. Hadden kerkuilen in 1996
gemiddeld nog 3.3 jongen per nest, in 1997 was dit
aantal gedaald naar gemiddeld 2.8 jongen per nest.
Winterse weersomstandigheden spelen ook een
belangrijke rol in het succes van de Kerkuil. Kerk
uilen kunnen namelijk slecht tegen strenge vorst
en met name langere vorstperioden met een
sneeuwdek eisen onder de Kerkuilen een zware
tol.
Het verkeer is ook een belangrijke factor. Er val
len. mede door de toenemende mobiliteit, in Ne
derland veel verkeersslachtoffers onder de Kerk
uilen. En dat het drukke westen van Nederland
inderdaad druk is bewijst het volgende feit. On
danks dat er hier weinig Kerkuilen voorkomen.
69