Vechtende Tureluurs. Foto: Ih-nk Harmsen. over tureluurs, ik had een nest gevonden in de "Kleine Kees"(naam van de wei) met drie ei eren. Een paar dagen later bleek dat de eieren geplet waren. Er was precies een koe op gaan liggen! Achter in de "Grööte Weie" had ik een bijzondere belevenis met een tureluur die zat te broeden en zo in trance was dat ik de vogel enkele seconden in mijn handen kon nemen, weer terug kon zetten en pas nadat ik tien meter voorzichtig achteruit was gelopen, ze tenslotte met veel kabaal van haar nest af vloog! Opmerkelijk zijn de nesten van een kwartel in 1948 in de Burghsepolder en van een schol ekster in 1949 in een oude knotwilg aan de La- gezoom. Richting Burghsluis waren de bomen tijdens de inundatie rond de daar hoger gele gen boerderijen blijven leven. Rond 1950 broedden er een wielewaal bij de boerderij van M.O. Hanse in Brabers en een grauwe klauwier in een meidoorn aan de binnendijk bij de hof stede van Bram Steur, waar we meikevers vin gen die we soms op school loslieten. De wiele waal was toen al bijzonder want het gerucht dat er een "ghoudmèrel" broedde, deed spoedig de ronde. Zwervend door hel duingebied vonden we enkele nesten van de slormmeeuw aan de binnenkant van de hoge buitenste duinrug ten noorden van de Verklikker. Het moet 1951 zijn geweest. Op hel brede strand daar. op een zon dagmiddag, ook nesten van de dwergstern. Van de toen Britse kleine mantelmeeuw, nu kleine mantelmeeuw, broedden de eerste exempla ren in de zilvermeeuwkolonie achter de Uit kijktoren. In die tijd ging men daar van Burgh en Haamstede bij nacht en ontij in de "kolöög- ten" graag "koleiers" rapen. Veldboeketten en kennis der natuur Wedstrijden met een prijs voor het mooiste veldboeket werden tussen 1947 en 1951 geor ganiseerd door de "Vereniging Floralia" te Burgh-Haamstede voor de kinderen van de la- gereschool. Het was altijd spannend als de jury op een maandagochtend ergens in juni het meegebrachte boeket, dat in een vaas voor je op de bank stond, kwam bekijken. Mijn moe der maakte, eerlijk gezegd, meestal het boeket en dat kon ze goed, daardoor viel ik altijd in de prijzen. Op het hoge perceel weiland van M. Beije achter in "s Landsweegje bloeiden prach tige weideblocmen. Een merkwaardig stuk kreekrug, in een overigens zoute omgeving, met op het hoogste punt een diepe zoetwater drinkput waar lange biezen in groeiden. Hon derdenjaren is deze pul steeds weer uitgebag gerd en de vruchtbare slik er rond verdeeld. Het zou me niet verwonderen dat al vóór de eerste bedijking ((1200) dit een zogenaamde "hollestelle" (hoge drinkput) voor schapen is geweest en natuurlijk door het ontbreken van veen in de ondergrond tijdens het middel eeuwse moerneren onberoerd is gebleven. Er 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1999 | | pagina 40