Veranderend landschaps- en
vegetatiebeeld van enkele randgebieden van
Schouwen-Duiveland
Gert-Jan Buth
Rijdend of lopend over de dijken langs de Grevelingen en de Oosterschelde zien
gebieden als de Plaat van Bommenede of de Prunje er nogal statisch uit; uitgestrekte
vlakten met een graslandachtige vegetatie. Dit is echter een moment-beeld. Als dit
beeld zou kunnen worden uitgerekt 'in de tijd', dan zou, vastgelegd op versneld
afgedraaide film, de samenstelling van de vegetatie en het landschap een sterk wisse
lend beeld vertonen.
Tussen 1975 en nu heb ik op verschillende tijdstippen foto's gemaakt en de vegetatie
samenstelling beschreven van een aantal van die Schouwse randgebieden. Deze bij
drage wordt gevormd door enkele resultaten daarvan, waarbij vooral wordt ingezoomd
op de Slikken bij Bommenede, het schorretje langs de Grevelingendam, en de zilte
graslanden langs de Schouwse zuidkust.
De Grevelingen toen
In 1975 heb ik een doctoraal-onderzoek op
de Slikken van Bommenede uitgevoerd, met
als opdracht om de toenmalige vegetatie te be
schrijven, middels het maken van een reeks ve
getatie-opnamen langs een uitgezette rechte
lijn. een transect. Dit transect liep vanaf hel
open water tot aan de dijkvoet in de zuidoost
hoek, waar de Dreischorse dijk op de voorma
lige zeedijk aansluit.
In 1975 was de Grevelingen wal betreft re
creatie nog erg rustig, en, achteraf beschouwd,
gevoelsmatig een min of meer 'doods' gebied.
Het water stond stil. en de grote platen waren
kale, verlaten zandvlakten. Als het ware klonk
hier nog steeds de nagalm van de amputatie
van deze zeearm van hetNoordzee-lijfin 1971.
Misschien werd dit beeld ook wel versterkt
door verhalen van mijn vriend Dirk Sieling, die
hij bij flarden vertelde toen wij begin jaren ze
ventig regelmatig tussen Melissant en Oud
dorp langs en op de Grevelingen rondzwier
ven. Hij was bij dit gebied opgegroeid, had hier
zijn natuurkennis ontwikkeld en had als klein
ventje uitgevonden hoe je bij de Hoek van
St.Jacob, ten oosten van Battenoord. roggen
kon vangen. Hij kende de Grevelingen als ge
tijde-gebieden vond de Oosterschelde eigen
lijk maar een slap aftreksel van het spannende
platen-, schorren- en stroomgeulenlandschap
tussen Herkingen en De Punt bij Ouddorp.
De zand- en slikplaten in de Grevelingen
waren eerst intergetijdegebieden, met een na
genoeg altijd waterverzadigde bodem en een
bodemfauna van wormachtigen en schelpdie
ren, voedsel voor de talrijke estuariene steltlo
pers van toen. De afsluiting van de Grevelin
gen betekende een enorme eco-shock voor de
plaatgebieden. De bodem droogde plotseling
uit, er trad doorluchting op van de bovenste
laag en zouten spoelden uit door het regenwa
ter. De eerste jaren vonden er flinke zandver
stuivingen plaats, waarop door de Rijksdienst
voor IJsselmeerpolders gereageerd werd met
het inzaaien van grote delen van de plaatgebie
den met een graan-grasmengsel. Deze, achter
af beschouwd, ongelukkige aktie is sterk
bepalend geweest voor de vegetatie-ontwik
kelingen en het landschapsbeeld. Het zaai-
richel-patroon was tien jaar later nog domi
nant aanwezig en de platen zijnzeer vlak geble
ven, terwij landers ten gevolge van doorgaande
verstuivingen waarschijnlijk reliëfrijke gebie
den waren ontstaan.
80