somstandigheden. die zaken als overleving, voort
planting. aktiviteit en trek beïnvloedden, zijn het
vaak omgevingsfactoren die het wel en wee van de
vlinderpopulaties ter plaatse bepalen. Lokaal
kunnen de verschillen daarom erg groot zijn. De
Vlinderstichting probeert door zoveel mogelijks
gegevens van mensen die wekelijks een vaste
telroute lopen, een landelijk beeld van de vlinder
stand te krijgen. In Zeeland wordt dit vooral ge
daan door leden van de Vlinder-en Libellenwerk-
groep Zeeland, waarvan Jan-Piet van Waveren de
contactpersoon voor Schouwen-Duiveland is.
Leden en donateurs ontvangen 4x (in de toe
komst 3x) per jaar het mededelingenblad "De
Zeeuwse Prikkebeen" en jaarlijks verschijnt er
een fraai overzicht waarin het voorkomen van alle
waargenomen soorten besproken wordt. Hieron
der wordt een indruk vanuit het veld weergege
ven, gebaseerd op waarnemingen van een be
perkt aantal personen en locaties. Om het verhaal
niet al te lang te maken, blijft het bij een greep uit
onze waarnemingen en wordl niet elke soort be
sproken.
Een lege vlinderstruik in augustus
Zelf had ik de indruk dat 1999 een bijzonder
mager jaar was, wat dagvlinders betreft. Met de
gegevens erbij, blijkt dat gevoel vooral te stoelen
op de lage aantallen Kleine Vossen en Dagpauw
ogen die ik in mijn tuin en op de Hompelvoet
tegen kwam.Terwijl de aantallen Atalanta's dui
delijk minder waren dan in de voorgaande jaren
en Distelvlinders, evenals vorig jaar. schaars.
Geen gewemel van vlinders boven de Buddleia in
de zomer en evenmin boven de herfstasters later
in het seizoen. Turven we het aantal soorten, dan
komen we zeker niet veel lager uit dan gewoon
lijk: zowel in mijn tuin te Burghals op de Hompel
voet zo'n 20 soorten. Wat dat betreft was het een
doorsnee jaar.zelfs iets boven gemiddeld.
Maar wat zeggen anderen ervan. Jan-Piet bij-
voorbeeld.druk - want nu eigen hoveniersbedrijf
je en twee kinderen - heeft gewoon teweinig tijd
om erop uit te trekken, maar wel hele dagen in tui
nen bezig die hij als het even kan volplanl met al
lerlei vlinderplanten. Hij somt doodleuk een rijtje
van 13 soorten op. waaronder Kleine vos. Dag
pauwoog, en Atalanta, die volgens hem in redelij
ke tot normale aantallen voorkwamen. Was hij
misschien evenals Krijn Tanis in de zomer op va
kantie? Want deze meldt: "Over het vlindersei
zoen 1999 valt niet veel te zeggen. De beste vlin-
dertijd zonnig en warm. viel in de vakantie, toen ik
dus niet thuis was." Maar als we even spieken in
het lijstje van Jan-Piet (Tabel 1was hij vermoe
delijk toch gewoon aan het werk -gazons maaien
wellicht. Trouwens op de akkerranden van Zon
nestraal bij Brouwershaven waren deze soorten
ook redelijk goed vertegenwoordigd en Chris van
de Brugh meldt in een uitvoerig epistel vanaf zijn
kavel bij Aquadelta: "dat na een zomer met nau
welijks Kleine vossen.na 28 augustus langs de dijk
op akkerdistel weer de bekende uitbarsting
plaatsvond. Op sommige dagen meer dan 25 op
klein oppervlak en ook in hel dorp soms meer dan
10 op Sedum."Zo zie je maar. die beste vlindertijd
valt tegenwoordig meer in het naseizoen dan in de
vakantietijd (Krijn!). Overigens schrijft Cor
Treels, dat bij hem het aantal Kleine vossen en
Dagpauwogen ook tegenviel. Een tijdelijke zaak
vermoedt hij. In een volgend jaar wellicht weer
beter. Ben ik met hem eens. Wèl zag hij zeer veel
Atalanta's. Hoe is het mogelijk - zeker weer zo'n
lokale explosie?
Toppers en achterblijvers
Evenals vorig jaar. noemt Chris van de Brugh
het Bonte zandoogje "de jaartopper". Deze soort,
die je vooral langs bos- en struweelranden ziet,
deed hel inderdaad prima. Ook in Burgh-Haam-
stede vlogen ze overal, vrij talrijk, rond. De ver
schillende generaties overlappen elkaar voor een
deel. zodat deze vlinder maandenlang te zien is.
Van de Argusvlin.der zegt Jan-Piet:"niet echt
een Westhoekvlinder, meer voor de polder", en
dat klopt. Op de akkerranden was deze soort be
paald goed vertegenwoordigd en bij Bruinisse
valt de kwalificatie "zeker in normaal tot ruim
aantal". Op Goeree was het zonnig en warm in de
vakantietijd.
In de inleiding noemde ik het Hooibeestje als
voorbeeld van een vroeger algemene soort, die na
de ineenstorting van de populatie aan het begin
van jaren "90. zich slechts moeizaam herstelt. Op
Goeree verloopt het herstel duidelijk vlotter dan
elders. Krijn meldt: "enkele jaren terug niet aan
wezig, thans weer vrij talrijk - zit duidelijk in de
lift". Chris van de Brugh heeft echter nog steeds: 0
waarnemingen en Cor Treels moest lang zoeken
op de Grevelingendam voordat hij er een paar
60