nisse gevonden en liepen via Ouwerkerk in de richting van Sirjansland. Na ca. 1910 zijn er een lange tijd geen meldingen van de Otter, maar dat wil niet zeggen dat ze toen al verdwenen waren. Het door vissers gehate beest liet zich niet zo gemakkelijk zien. Deze 'zee hond van het zoete water' moest via zout water Schouwen-Duiveland zien te bereiken en ook dat was een belemmering. De laatste berichten zijn van J.P.C. Boot die voor ca. 1948 een dood exemplaar meldt 'bij Zie- rikzee en van Arie Spaans die bij zijn grootouders in Renesse tussen 1945 en 1953 hoorde van een Otter die zich bij Noordgouwe ophield. Het ging mogelijk om hetzelfde exemplaar, maar het is niet helemaal uit te sluiten dat het twee verschillende dieren betrof, die toen in de omgeving van Schud- debeurs met z'n welen en watergangen voorkwa men. Bronnen De informatie over westelijk Schouwen komt van wij len J.P.C. Boot (o.a. Sterna 1977) en uit het Jachtboek Haamstede. Over de Otters in Duiveland schreef Johan nes Vijverberg (ZN.1959). Een paar waarnemingen komen uit de Zierikzeesche Nieuwsbode. Bij het syste matisch doornemen van die bron kunnen nog meer mel dingen van de Otter worden gevonden. De gedode Otter uit de winter van 1904/1905 werd op straat en scholen tegen betaling-getoond. Links Martinus Ba- rendse en rechts Jan Dorst. De kop wordt omhoog gehouden door lange stelen van een Goudse pijp, de staart door Ba- rendse. Het kadaver, dat steeds meer ging stinken, werd vervoerd in een pijpenkist. (uil 'Duivel and, zoals het was, 1974") 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2000 | | pagina 7