ren, Kluten en die andere soorten van terreinen
met natuurlijke dynamiek broeden? Met hulp van
de mens wel, want iedere natie krijgt de vogels die
het verdient.
Sinds 1970 vestigden zich een indrukwekkende
rij broedvogels in het noordelijk deltagebied, met
soorten waaraan omstreeks 1970 niet viel te den
ken. Aalscholver, Kleine Zilverreiger, Lepelaar,
Brandgans, Grauwe Gans, Nijlgans, Middelste
Zaagbek, Havik, Buizerd, Slechtvalk, Zwartkop
meeuw en Blauwborst waren dertig jaar geleden
als broedvogel onbekend. De verliezen bleven
beperkt. Grote Sterns waren al eerder overge
stapt van de Scheelhoek naar de Kwade Hoek en
de Grevelingen. Op de Kwade Hoek werd in 1979
voor het laatst gebroed, maar in de Grevelingen
keren de sterns nog jaarlijks terug naar de Hom
pelvoet, een pluim op de hoed van de beheerder.
De Roerdomp ging als broedvogel verloren. Of
Kemphaan, Grote Karekiet en Snor nog broedvo
gels van het Haringvliet zijn, onttrekt zich aan au
teurs beoordeling. Ongetwijfeld zal in het jaar dat
Rijkswaterstaat met het getemd getijregiem aan
vangt, het bestand broedvogels weer anders van
samenstelling zijn. met daarbij wellicht soorten
waarvan wij thans niet durven (of willen, denk aan
Nijlgans) dromen.
Hoe dan ook, dertig jaar geleden, kort voor de
sluiting van het Haringvliet, ontbraken tot enig
optimisme stemmende impulsen. De ommezwaai
in denken die Rijkswaterstaat nadien maakte en
de positie die natuurbeheer zich de afgelopen
kwarteeuw in de delta wist te verwerven, stem
men nu aanzienlij k opgeruimder. Ook dat hadden
wij niet durven dromen.
Literatuur
Anonymus 1972. De Kwade Hoek. Verslag over het jaar 1972.
Stichting Natuurmonument De Beer
Anonymus 1999. De Duinvallei. Brochure uitgegeven door
Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland.
Anonymus 2000. Wensen bewoners verwerkt in inrichtingsplan
Tiendgorzen.Tiengemeten Nieuws jaargang 2, nummer 1.
MeiningerPL., C.M.Berrevoets R.C.W.Strucker 1999. Kusl-
broedvogels in het Deltagebied: een terugblik op twintig jaar mo
nitoring (1979-1998). Rapport RIKZ-99.025.
Metntnger RL., C.M. Berrevoets R.C.W. Strucker 1999.
Voorlopig overzicht van kustbroedvogegls in 1999. Stenci 1RIKZ.
MER Beheer Haringvltetsluizen 1998. Over de grens van
zout en zoet. Hoofdrapport. Eindredactie E.Lofvers. RWS Direc
tie Zuid-Holland.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat 1997. Vorm geven aan
een duurzame delta. Natte natuurontwikkeling in het benedenri
vierengebied. Uitgave Directie Zuid-Holland.
Ouweneel G.L. 1970. De sombere perspectieven voor het Hol-
landschDiep-Haringvlietgebied. Het Vogeljaar 18:313-315.
Ouweneel G.L. 1977. Natuurbeschermingsbeleid rond Haring
vliet, Hollandsch Diep en Biesbosch,een tragikomedie. Lepelaar
52:30.
Ouweneel G.L.1987. 'Rond boorplatforms is de zeebodem le
venloos'. Interview met dr. H.L.F.Saeijs. Vogels 42:238-239.
Ouweneel G.L.2000. Broedende Visarenden ook in Nederland?
Pleidooi voor het plaatsen van kunstnesten voor Visarenden in
Nederland, speciaal op Tiengemeten en de Ventjagersplaat. In
press.
Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) 1999.
Stad en estuarium. PMR impulsen voor natuur en recreatie in de
monding van Rijn en Maas. Rijkswaterstaat RIZA, Lelystad.
Toekomstmuziek? Een adulte Zeearend. Wolgadelta mei 1991.Foto:Gerard Ouweneel.
43