Overzomerende Dwergmeeuwen op de Ventjagersplaat en Hellegatsplaten Dwergmeeuw in winterkleed. Dwergmeeuwen hebben een onregelmatige dwarrelige vlucht, waardoor ze op afstand vaak aan sterns doen denken. Foto:Henk Harmsen. Gerard L. OuweneeI Zomerwaarnemingen van Dwergmeeuwen op de Ventjagersplaat vonden al plaats toen de platen nog direct onder invloed stonden van de getijdenbewegingen. Zwarts (1974) vermeldt de soort voor het tijdvak 1964-1969 niet, maar op 5 juni 1970, enkele maanden vóór de sluiting van het Haringvliet, nam auteur aan de haringvlietzijde van het platen- complex 12 onvolwassen exemplaren waar. Ruim een week later, op 13 juni, waren er tenminste vier. Over het tijdvak 1981-1990 kregen eventueel overzomerende Dwerg meeuwen geen systematische aandacht. Desondanks blijkt uit auteurs' dagboeken dat de soort toen de meeste zomers op de Ventjagersplaat aanwezig was (tabel 1). Ook al omdat in het Noordelijk Deltagebied Dwergmeeuwen tot broedpogingen kwamen (Meininger 1999), kwam vanaf circa 1990 de soort meer centraal te staan, 's Zomers aanwezige Dwergmeeuwen rusten en fourageren vaak boven de kom gevormd door de zuidelijke op- en afrit naar de Haringvlietbrug en de dwars op de Hellegatsdam staande lage strekdam. De komst van de waarnemingshut 'De Visarend', die comfortabel zicht biedt op dit deel van het platencomplex, maakt het gemakkelijker meer structureel op Dwergmeeuwen te letten. Aantallen en gedrag Uit tabel 2 komt naar voren dat de aantallen per jaar aanzienlijk verschillen. Tot dusver was 1994 het topjaar met 55 vogels op 12 juni. Hier tegen overstaan jaren met slechts incidentele waarne mingen van een handjevol vogelsol'zelfs,in 1992, helemaal geen Dwergmeeuwen. De aantalsprei ding over de maanden juni tot en met augustus biedt evenmin een eenvormig beeld. Vanaf half- april tot diep in mei passeren veel Dwergmeeu- 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2000 | | pagina 20