De cursieve tekst is de letterlijk overgenomen tekst, hetgeen dus ook geldt voor de niet met hoofdletters geschreven vogelnamen. Voor de eerste helft van de 20ste eeuw noteerde Vijver berg soorten die er de laatste twintig jaar bijna al lemaal eveneens tot broeden kwamen. Hij ver meldt niet welke eenden broedden. We mogen aannemen dat Wilde Eend en Bergeend bedoeld werden en wellicht ook Slobeend.Talingen zijn er nu slechts buiten de broedtijd en dat geldt zeker voor de Zomertaling. Tegenover die afname aan soorten staat waarschijnlijk de komst van de Kuif- eend, die jaarlijks in of bij de weel broedt. Kok meeuwen broedden er volgens mijn eigen dag boeknotities bijvoorbeeld in 1982 10 paar) en 1983 (4 paar mislukt) en voor de laatste keer in 1987, toen door minstens 10 paar werd gebroed. Hoofdoorzaak dat ze er niet meer broeden? Ver storing en ratten. De Visdief is eigenlijk de enige door Vijverberg vermelde soort die na 1980 in de weel geen jongen grootbracht. De Kluut is vrijwel ieder jaar als broedvogel aanwezig en de omstandigheden kloppen nog steeds met de beschrijving zie hier onder van Vijverberg. Soms wordt gebroed op het naastliggend land en soms binnen de grenzen van de weel zelf. Een zelfde situatie doet zich vrij wel jaarlijks voor bij Kakkersweel. Vijverberg vervolgt: Opvallend was wel, dat in 1952 twee legsels van de strandplevier en niet minder dan 20 volle klu- tenlegsels geteld werden, zodat de eigenaar, op De weel hij Noordgouwe, voorjaar 2001 Foto:Johan Everaers. Huize Pottere geboren, en zeer op z 'n vogels ge steld, het gedeelte moerasland, waar de nesten lagen, met prikkeldraad afzette, opdat het vee de eieren niet stuktrappen zou. Grappig zouden we het kunnen noemen, dat hij een keer waarnam, dat een zijner paarden, een mooie vos, een legsel kluut-eieren gemoedereerd oppeuzelde. Ook broedde er in 1953, nadar de stormvloed van 1 februari Schouwen en Duive- land geïnundeerd had, een grutto. We hadden eerlijk gezegd, meer van deze verjaagde Schou- wenaren verwacht. In de trektijd was de plas met oeverland een ge liefkoosde pleisterplaats voor de trekkers uit hel noorden: zwarte- en groenpootruiters, rosse grutto 's, diverse plevieren en nogal meer. Hier nodigt Vijverberg ons als het ware uit aan vullende gegevens te verstrekken. Onder "nog al meer"gelden en golden waarschijnlijk ook toen al soorten als Witgatje, Oeverloper. Wulp. Water snip. Grutto en Kemphaan en onder plevieren vielen en vallen Bontbekplevier en Goudplevier. Uit andere families vermeld ik graag nog Blauwe Reiger. Aalscholver, Grauwe Gans en Smient. De laatste jaren zijn Lepelaar en Kleine Zilverrei ger geen zeldzaamheden meer. Onder de waarge nomen roofvogels vinden we Buizerd, Blauwe en Bruine Kiekendief, Sperwer en Torenvalk. De Boomvalk broedt in de naaste omgeving. Thans 1959), nadat de Herverkaveling ook hier werkzaam is geweest, is de waterplas met z 'n riet en biezen ingekrompen tot nog geen halve hecta re, maar ligt het geheel binnen een afzetting van brede sloten, zodat het vee er niet meer geheel binnen kan en wat dus nog rest geheel tot domein van de vogels gerekend mag worden. Daarbij heeft de eigenaar, die gaarne zijn vogel tjes houden wil, het in de hand, het waterpeil naar eigen believen te regelen, zodat het laagste ge deelte toch altijd water houden kan. Bij deze stand van zaken mogen we er dus in de toekomst nog wel meerdere vogelsoorten broe dende aantreffen, zij het niet talrijk: eenden, klu ten, waterhoentjes, een enkele kievit, een tureluur, een scholekster, de kleine karekiet en, zoals de laatste jaren, enkele kokmeeuwen en visdiefjes. De aanwezigheid van water dichtbij doet 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2001 | | pagina 19