met Gerard Ouweneel doorgebracht in de studeerkamer dan in het veld. Ten overvloede vroeg hij zacht, maar gejaagd 'Is de Visarend misschien te zien? Ik heb maar drie minuten de tijd. Vanavond moet ik spreken op Goeree-Overflakkee'. Wij betuigden onze spijt dat helaas juist nu Visarenden ontbraken en invi teerden de binnenkomer via een telescoop zelf het Ventjagersgaatje af te speuren. Kort en nog steeds haastig ging hij op de uitnodiging in. Met een dankwoord en 'ik moet weer gaan. Om half acht zal ik spreken over het ruime hemelrond' draaide de man zich om en verdween. Even later volgden wij hem. Oók zonder Visa rend en nog napratend en nadenkend over het 'ships that pass in the night' van zoeven. Terzake kundig zei Ben:'Dat was natuurlijk een dominee. Dat zag je zo. Woensdagavond. Die gaat ergens op Goeree-Overflakkee een dienst leiden. Over het ruime hemelrond. Dat is uit psalm 19. Het ruime hemelrond, vertelt met blijden mond Gods eer en heerlijkheid. Tsjonge. Wat had ik die man graag een Visarend laten zien. Ik hoop dat nog eens te kunnen doen! Sinds die woensdagavond op de Ventjagers plaat denk ik bij iedere Visarend even aan die man in jacquet in die uitgeleefde waarnemingshut langs de oever van het Haringvliet, staande achter Bens' telescoop. En daarna aan het ruime hemel rond. Waarna ik hoop dat die magnifieke Visaren den, waar ook ter wereld, er nog lang en vaak toe zullen leiden even aan hel ruime hemelrond te kunnen denken. En wens ik ook dat die man in jac quet ergens van zijn Visarend zal genieten. Niet in haast! Uit de bundel 'Vlerkenstrekenvan Erik van Ommen en Gerard Ouweneel (in druk). 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2001 | | pagina 7