De monding van de Brielse Maas, zowel vanaf de kant van Oostvoorne als vanaf De Beer, was een populair excursied- oel bij de NJN-ers. Op deze foto de monding vanaf de zuidkant van De Beer. Op de achtergrond de bomen van Voornes Duin. Foto: Frans Kooijmans, zomer 1949. Vanaf 1947 tot circa 1955 zouden schrijver en zijn vrienden rond Pernis op die opspuitterreinen glo rieuze vogeldagen beleven met broedende Ge oorde Futen, Woudaapjes en Zwarte Sterns. Slechtvalken waren tenminste zo gewoon als (weer) thans. Op 7januari 1940 verbleven tenmin ste 3 exemplaren op en rond de Spijkenisserbrug, hetgeen trouwens wel te maken kan hebben met talrijk aanwezige watervogels in de Oude Maas; winter 1940 was een van de strengste winters van de vorige eeuw. Het doet vreemd aan de melding van een Gierzwaluw "boven besneeuwd Rotter dam'op 21 januari 1940te lezen. Natuurlijk trokken de NJN-ers vaak naar Oost voorne. het toen nogopen Brielse Gat en De Beer, waar ze najaar 1936 maximaal 27 Morinelplevie- ren telden.'Geen gezapige laksheid achter de ka chel. maar ga mee', staat ergens te lezen. Thans, aanvang eenentwintigste eeuw, zouden wij er heel wat voor overhebben met die NJN-erns mee te gaan op sjouw door het Nederland van toen. Toch staat in de Protter van maart 1939 te lezen: Toen ons land ons land nog was Was het aardig om te zien Nu ontgint men allerwege En maakt het lelijk bovendien. Ruim 60 jaar later gaan die regels evenzeer op. Alleen zal hel in 1939 niet gegaan zijn om het om zetten van de natie in een stadssteppe. Nü wèl. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2002 | | pagina 12