Verklikkerstrand metvoorduinen en voorduinresten of strandpollen (1950),fotoJac. van den Berge, Haamstede.
De helderwitte zandkopjes met plukken groe
ne Helm erop trokken dus de aandacht. Hoe wor
den ze zoal genoemd? Het meest geschikt is de
naam 'strandduintje' of 'voorduintje'. Ook komt
men 'embryonaal duin' of 'primair duin' tegen,
maar dan zitten we meer in de wetenschappelijke
sfeer. Door de plaatselij ke bevolking van Renesse
en Haamstede werden deze duintjes op het Ver
klikkerstrand de 'Kleine Duuntjes' genoemd.
We komen nu op de vraag waarom het strand
zich verbreedde, want dat is een belangrijke voor
waarde voor de latere duinvorming. Het breder
worden van het strand heeft te maken met het
stranden van zandbanken. Al op de kaart van Cor
nells de Kanter uit 1747 staat nabij de latere vuur
toren geschreven: 'Plaat die in korten tijd geko
men is tegen strande'. Door veranderingen in het
platen- en geulengebied van de Banjaard gebeur
de dit stranden van zandbanken af en toe en daar
na verplaatste de verbreding zich in oostelijke
richting langs de noordkust van Schouwen.
Dit is goed te zien op een schematische voor
stelling (figuur 1) die dr.ir. H.A.Ferguson (1911-
1997) ervan gaf in het mooie boek Dialoog met de
Noordzee. Tweeduizend jaar Deltawerken uit
1991. Hij noemde de verbreding die op Noord-
Schouwen oostelijk opschuift een 'zandgolf'.
Rijkswaterstaat heeft berekend dat deze zich met
70 meter per jaar verplaatst.
De afkalving van het strand bij de Oude Hoeve
in de 19de eeuw en de aanleg van de vele strand-
hoofden werd gevolgd door aangroei. De beheer
der van de Rijkszeewering Oude Hoeve verklaar
de de landwinst uit de genomen maatregelen,
maar achteraf gezien had dit te maken met het na
tuurlijk gedrag van de kust op deze plaats.
Het is verder begrijpelijk dat na het passeren
van de zandgolf het strand weer versmalde en dat
de gunstige voorwaarde voor duinvorming ver
dween. Met de geschiedenis van de Kleine Duin
tjes wordt dat mooi geïllustreerd en dat zullen we
hier met een paar oude berichten laten zien.
In 1934 schreven de NJN'ers al dat er op de 'ge
weldige strandvlakte niets dan wat jonge helm-
duintjes' lagen. Ze volgden de successie van plan
ten en mossen en zochten naar schelpen die met
hoge vloed naar binnen spoelden.
In het rekest aan Gedeputeerde Staten van
Zeeland van 17juni 1937 tegen de aanleg van een
wegdoor de Verklikkerduinen, werd ook de jonge
duinvorming vermeld. 'Niettegenstaande den
zwaren strijd tegen konijnenschade en najaars-
35