Broedende Lepelaars in de Maire in 2002 Rinus van 't Hof Ted C.J. Sluijter In 2002 zijn voor het eerst op Schouwen-Duiveland broedende Lepelaars vastgesteld. Het gaat om drie broedparen in De Maire bij Oosterland. De nesten zijn zowel vanuit een vliegtuig (door RIKZ-medewerkers) als vanaf de grond, door mede-auteur Rinus van 't Hof, gezien. Moerassen, duin- en kweldergebieden vormen het favoriete broedbiotoop van de Lepelaar. De nesten worden gemaakt in bomen, op struiken, in het riet en zelfs op de grond. Opvallend is het vaak in de nabijheid broeden van Aalscholver, reigers en meeuwen. Vis, kleine kreeftachtigen en garna len vormen het hoofdvoedsel van de soort. Naast ons land broedt de Lepelaar in Europa in grotere kolonies slechts in Spanje, Oostenrijk, Hongarije en Griekenland. Kleine kolonies vin den we in het Duitse Waddengebied, Denemar ken, Frankrijk en Engeland. De afgelopen decennia is de Lepelaar in ons land bezig aan een opmerkelijke toename. Ging het halverwege de jaren '70 van de vorige eeuw nog om ca. 200 broedpaar, in 2002 ligt dit aantal op ruim 1.450! (M. Jongenelen) De opmars van Lepelaar heeft te maken met verbeterde waterkwaliteit en intensieve bescher mingsmaatregelen langs de trekbaan van de soort. Vreemd genoeg speelt ook de toename van de vos een positieve rol. Aan vossen en andere grondpredatoren hebben Lepelaars een broertje dood. In bestaande broedkolonies verdreven de vossen nogal wat Lepelaars. Zij vestigden zich o.a. op de, vosloze. Waddeneilanden. Deze vestiging is een groot succes want hier broedt inmiddels meer dan de helft van de Nederlandse Lepelaars. Lepelaars in het Deltagebied Het Quackjeswater op Oostvoorne had in 1989 de primeur van broedende Lepelaars. Deze kolo nie is inmiddels toegenomen tot zo'n 230 paar. Daarna vestigden zich ook kleinere aantallen in het Veerse Meer. Krammer-Volkerak, Markie- zaatsmeer, de Biesbosch en het Sloegebied. Opvallend is in ieder geval ook de toename van waarnemingen van groepen Lepelaars na het broedseizoen. De meeste Lepelaars zijn in ons land slechts zomervogel. Overwintering vindt plaats in West-Afrika. De oudste veldwaarneming op Schouwen-Dui veland stamt uit 1915toen op 29 mei in de Vlake te Ellemeet twee exemplaren werden vastgesteld. Onder invloed van de toename van de soort in ons land, neemt ook het aantal waarnemingen op Schouwen-Duiveland gestaag toe. De grootste groepen Lepelaars worden hier tegenwoordig pleisterend gezien in de voorjaars- en najaars- trektijd. De bekendste locatie is dan de Grevelin- genkust, zoals bij Bommenede. Ook in inlagen, kreken en het Prunjegebied zijn meerdere exem plaren aanwezig. Overwintering vond ook in het verleden al plaats in zachte winters. Het overzomeren van Lepelaars begon in de j aren 80 van de vorige eeuw serieuze vormen aan te nemen in de Maire bij Oosterland, waar regel matig tot 12 exemplaren werden gezien. Met de landelijke ontwikkeling in het achterhoofd en vooral de vestiging van kleine kolonies elders in het Deltagebied, werden leden van onze Vogel werkgroep extra alert. Drie broedgevallen in De Maire Enige jaren geleden ontstond er een Aalschol verkolonie in de Maire en hiermee leek wederom een 'voorwaarde' te zijn ingevuld voor de Lepe laar. In het voorj aar van 2002 werd door mede-auteur Rinusvan 'tHofbij Lepelaars in de Maire baltsge drag waargenomen. Niet veel later ook vüegende exemplaren met nestmateriaal: rietstengels. Met de telescoop en door waarnemingen uit een vlieg tuig (RIKZ) kon een drietal nesten worden gelo- caliseerd. Later werden voedselvluchten waarge nomen buiten de Maire. Overigens is van Lepelaars bekend dat deze voedselvluchten tot 40 km. van de broedplaats kunnen gaan. 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2002 | | pagina 12