Vogels Onder de veelzeggende titel 'duinstruwelen en samenstelling broedvogelbevolking:meer vogels, minder kwaliteit' gaan twee onderzoekers in op de gevolgen die duinverstruweling heeft op de avifauna. Van de constatering dat het de struweelvogels voor de wind gaat, zal niemand paf staan. Zo nam sinds beginjaren zestig de Nachte gaal met meer dan 500% toe in het duin. Braam- sluipers nog meer. Echter, in het binnenland stort te de nachtegalenstand zodanig ineen, dat tegenwoordig het merendeel van de nationale populatie te vinden is in de duinen, met name de kalkrijke duinen, waar verstruweling de grootste ontwikkeling te zien gaf en geeft. De verwachting 'meer struweel, dus minder vo gels van open duin' pakt niet zo simpel uit, stellen beide onderzoekers. Terwijl de verstruweling al ruim op gang was gekomen, namen twee karakte ristieke soorten van het open duinlandschap, Ta- puit en Veldleeuwerik, aanvankelijk nog toe. Om streeks 1980 bereikten beiden een aantalspiek. Na 1980 kwamen deze twee soorten in een zoda nig vrije val, dat een kandidatuur voor de nationa le Rode Lijst aanstaande lijkt. Sierdsema en Bonte geven als meest waarschijnlijke oorzaak op fluctuaties in de stand van het konijn, de meest belangrijke grazer. Soorten als Grauwe Klauwier, Paapje, Nachtzwaluw, Draaihals en Geelgors broeden weliswaar in struwelen,maar moeten het voor hun voedsel hebben van open gedeelten. Deze soorten gingen sterk achteruit of verdwe nen ingeval van Grauwe Klauwier en Geelgors geheel uit het Nederlandse duin. Al eerder keer den Grauwe Kiekendieven onze duinen de rug toe, waarbij naast veranderende biotoop- en voedselomstandigheden, de toenemende recreatiedruk mede een rol kan hebben gespeeld. Tot in de tweede helft van de jaren zestig broed den Grauwe Kiekendieven in de duinen van zowel Goeree als Schouwen. Duindoorn Omdat men in het algemeen het volledig dicht groeien van het duinlandschap als ongewenst be schouwt, zetten beheerders gedomesticeerde herbivoren in. Met behulp van schapen, geiten en nog een rijtje soorten, wordt thans circa 16% van het Nederlandse duin begraasd. Na een aantal jaren ervaring te hebben opgedaan,komen thans de eerste resultaten beschikbaar. Allengs wordt duidelijk dat (grote) grazers voorkeur vertonen voor grassen,zeggen en russen. Duindoorn, veruit de belangrijkste struweelvorm, eten gedomesti ceerde dieren nauwelijks. Trouwens, wilde dieren evenmin. De ervaring is dat inzet van grazers verstruweling weliswaar kan vertragen, maar dat van wezenlijke terugdringing geen sprake is, soms kruipwilgstruweel uitgezonderd. De eerste resul taten geven aan dat op de expansie van houterige plantensoorten runderen nog de grootste invloed kunnen uitoefenen. Paardachtigen maken weinig klaar. Zonder aanvullend mechanisch beheer lukt terugdringen van struweel niet, is een van de conclusies. Door de selectieve wijze van begra- zing kan op langere termijn de soortensamenstel ling van struwelen wellicht wijzigen ten gunste van doornige struiken. Daarbij valt de term 'bio logisch prikkeldraad', waardoor overigens kie ming en opslag van andere soorten beschermd kan worden. In de Delta blijft het begrip verstru weling geenszins beperkt tot het duingebied. Op zowel de onder invloed van de Deltawerken permanent droogevallen gronden als aangelegde eilanden is struweelvorming manifest. De gang van zaken op de Slikken van Flakkee is daarbij exemplarisch. In het beheersplan voor het tijdvak 1995-2000 was uitgangspunt dat het terrein zijn open karakter moest behouden, met als nadere omschrijving dat maximaal toelaatbaar zou zijn 20% ruigte en 5% struweelbegroeiing. Afgezien van botanische kwaliteiten herberg(d)en de Slik ken weidevogels en kustbroedvogels en biedt het gebied 's winters onderdak aan veel ganzen. On danks begrazing het j aar rond door heckrunderen en fjordenpaarden expandeert het struweel sterk, met name duindoorn. In 2000 besloeg alleen al duindoorn 15% van het gebied. Na raadpleging van deskundigen koos een meerderheid voor in grijpen, waartoe Staatsbosbeheer dan ook over ging, zij het naar oordeel van menigeen te laat. Ook op de in de Grevelingen gelegen Veermans plaat werden plaatsen duindoornvrij gemaakt, constateerde auteur de afgelopen winter. Maatre gelen tegen duindoorn op de Hellegatsplaten ble ven tot dusver uit. Op dit eveneens door heckrun deren en fjordenpaarden het jaar rond begraasde platencomplex wint duindoorn plaatselijk ge staag terrein en raakt het centrale deel aardig dichtgegroeid. De expansie haalt echter bij lange 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2002 | | pagina 16