De larven van cicaden leven enkele jaren ondergronds op wortels (eveneens als sapzuigers). In het laatste stadium krui
pen ze als nymfen omhoog, waarna ze verpoppen tot het volwassen insect. In de figuur is zo'n pas uitgeslopen cicade af
gebeeld. De mannetjes produceren een doordringende geluid dat geldt als het "behang" van warmere streken.
dorp Sérignan zijn grootste werk:Les Souvenirs
d'un entomologiste.In dat boek wijdt hij onder
andere enkele bladzijden aan de fabel van de kre
kel en de mier. Hij prijst Jean de La Fontaine als
een scherp waarnemer van de eigenschappen van
dieren, maar doet aanvankelijk alsof hij niet be
grijpt dat diezelfde waarnemer zo'n onzin schrijft
over de "cigale"Die haalt immers de winter niet
en hoeft dus sowieso ook geen wormpje in voor
raad te hebben. En al zou de cigalehonger heb
ben dan zou er toch zeker niet worden uitgezien
naar een kruimpje van mier. Hoe zou "cigale" zo
iets naar binnen moeten krijgen?
Een "cigale" is in het Nederlands een cicade.
Jean Henri Fabre veronderstelt dat La Fontaine
de cicade verwart met de sprinkhaan. De dichter
was niet bekend met het mediterrane gebied waar
de olijfboom groeit en waar, in de soms ver
schroeiende hitte, het onophoudelijke "gezang"
van de cicade te horen is. Dat is waarschijnlijk de
reden dat La Fontaine in de fabel een krekel of
sprinkhaan beschrijft die hij echter cicade noemt.
Bewust of onbewust vertaalde ten Kate in 1875
"cigale" met krekel en zodoende is er weinig mis
met de Nederlandse versie van de fabel.
Fabre beschrijft zijn observaties van dorstige
mieren op snikhete julidagen wanneer ze op en
onder cicaden rondrennen als ze profiteren van
de sappen die de cicaden dankzij de zonnewarmte
uit de vegetatie tot zich nemen. Er zijn meer insec
ten die dit gedrag vertonen maar de mier blijkt
toch de grootste dief te zijn. Het bedelen van de
"krekelcicade" in de fabel bleek al onzin te zijn,
maar in de realiteit wordt diezelfde bedelaar dus
ook nog bestolen. Het wordt volgens Fabre nog
gekker. Na een kleine vijftig levensdagen valt de
vrolij ke zanger uitgeput uit een boom en daar zien
we dan weer de eeuwig doende mier die het uitge
droogde kadaver van de cicade uit elkaar plukt en
in hapklare brokken naar de voorraadschuur
transporteert. De mier ziet er zelfs niet tegen op
nog zieltogende "zangers" op diezelfde manier te
behandelen. Over voorkeur gesproken.
Literatuur
Fabre, Jean Henri. Histoires d'insectes, sélection des
Souvernirs d'un entomologiste, Librio, 2001 Paris
Kate, J.J.L. ten. 1875. De Fabels van La Fontaine, Her
druk 1980ICOB Alphen aan den Rijn
Kraker, Kees de. 2002 De Burghse Huiskrekel. Sterna
47: nr. 2
87