Zwarte Zee-eenden kwamen voor de aanleg van de Stormvloedkering verder de Oosterschelde op. Foto:Henk Harmsen.
zwommen er soms al in april in de Oosterschelde,
we visten er op Geep en platvis en riepen externe
hulp in wanneer een jacht of zelfs beroepsvaart op
een strekdam liep enalsdankeen voorraadj e licht
geestrijk vocht voor de hut werd afgestaan.
Als er bij zware storm 'dijkbewaking' op het
nieuws werd afgekondigd, slopen we 's nachts
onze ouderlijke woning uit en gingen we met zuid
wester op naar ons domein. Niet zelden ontmoet
ten we dan de kantonniers van het waterschap en
zogen we de -ongetwijfeld wat aangezette verha
len-in ons op.
Vaak hadden we het over de aanstaande échte
ramp: de volledige afsluiting van de Oosterschel
de. Er zou dan bijvoorbeeld veel minder hout aan
spoelen voor huttenbouw en de vogelbevolking in
de afgesloten zeearm zou drastisch wijzigen. Sail
lant feit was in dit geval dat de vader van Herman-
Jan als voorlichter bij Rijkswaterstaat werkte en
de afsluiting moest verdedigen. Regelmatig ont
spon zich dan ook tussen hem en ons een geani
meerde discussie over dit voor Zeeland zeer bela
den onderwerp.
Gelukkig hebben wij onze bezoeken altijd en
vaak uitgebreid gedocumenteerd in dagboeken.
Naast alle belevenissen die we er hadden, lang niet
alle geschikt om hier te quoten, noteerden we bij
elk bezoek ook de natuurwaarnemingen. En die
notatie maakt het moge lij k om een vergelijking te
maken met nu, ruim 25 j aar later. Nooit hebben we
kunnen vermoeden dat er in enkele decennia toch
zoveel zou veranderen. Aan de hand van enkele
aantekeningen licht ik een paar van die opmerke-
lij ke veranderingen toe.
10 februari 1974:20 kluten, le strandje een stookpiet;
een Zeekoet.
16 februari 1974:na storm:30 Zwarte Zee-eenden.
20 december 1976:6 Bonte Kraaien.
Ook toen overwinterden er al Kluten aan onze
kust. Slechts bij vorst trokken ze weg, net als nu.
De waarneming van de Zwarte Zee-eenden, zó
ver de zeearm in, is interessant. Dat gebeurt nu
niet meer; de stormvloedkering werkt waar
schijnlijk als barrière. De waarneming van (groe
pen) Bonte Kraaien in die tijd was doodgewoon,
nu mag je héél erg blij zijn als je er ééntje per win
ter ziet! Die afname ligt aan het steeds noordelij
ker gaan overwinteren van Scandinavische
broedvogels. Dit zou ingegeven zijn door de ver
rijking van Noord-Europese landbouwgronden.
13 maart 1976:2 Velduilen, Middelste Zaagbekken, 3
Bonte Kraaien, veel steltloper(tj)es zoals Steenloper,
Bonte Strandloper, Rosse Grutto en Zilverplevier.
16 januari 1977:50 Sneeuwgors.
22 november1977:115 Frater, 1 Dwergmeeuw (foto ge
maakt).
Het algemeen voorkomen van Frater en
Sneeuwgors in die tijd kan ik me goed herinneren.
Echt elke dag aanwezig, fouragerend op veek
(aanspoelsel) of op zaaddragende kruiden op de
zeedijk.
Ook nu komen er nog wel Fraters en Sneeuw-
gorzen voor, maar de groepen zijn aanzienlijk
kleiner.
Tja de Velduil,prachtige nomadeSteevast elke
winter paraat met minstens twee exemplaren op
de Zuidhoek. Op 27 mei 1976 vond ik daar twee
69