Dagvlinders in 2002
Kees de Kraker
Zoals gewoonlijk een kort overzicht van de meest in het oog springende ontwikkelingen
van het afgelopen vlinderjaar.
Allereerst het Landkaartje. Dit vlindertje deed
het dit jaar opmerkelijk goed. Een echt talrijke
soort zal het wellicht nooit worden, maar exem
plaren van de voorjaarsgeneratie,die heel anders
getekend is als de zomervlinders, werden op veel
plaatsen gezien. Tenminste op de geschikte loca
ties en dat zijn jonge bossen met hier en daar een
open plek. Op de Hompelvoet konden tijdens een
wandeling 10-15 exemplaren waargenomen wor
den. Ook langs het bosgedeelte van de Slikken
van Flakkee werden nogal wat exemplaren gesig
naleerd. Een zomergeneratie bleef op de Hom
pelvoet opvallend achterwege. Kennelijk is er met
de voortplanting wat misgegaan. In de Boswach-
terij Westerschouwen zag ik wel een zomerexem-
plaar, voor mij de enige trouwens.
Dagpauwoog en Kleine vos, de vroeger o zo al
gemene tuinvlinders, bleven even schaars als de
afgelopen j aren. In tuinen waren ze slechts mond
jesmaat te zien en dan vooral in de nazomer. De
voorjaarspopulatie van de Dagpauwoog van vlin
ders die overwinterd hebben, was op de Hompel
voet meer dan de helft kleiner dan gewoonlijk.
Eind juli verscheen de zomergeneratie. Opval
lend veel vlinders probeerden ondanks het prach
tige weer van dat moment, in de vogelwachters-
woning meteen al een overwinteringsplekje te
zoeken. Spelen ze misschien meer op veilig dan
vroeger, omdat die tweede generatie het door on
gunstige weersomstandigheden de laatste jaren
dikwijls niet tot vlinder brengt? In de bak van de
kruiwagen die tegen het huisje stond, bleken later
7 Dagpauwogen, 5 Kleine vossen en een Roesje
(soort uiltje) in diapauze (winterrust) te zitten.
Overigens zijn Kleine vossen in het buitengebied
vaak talrijker dan in tuinen. Zo zaten er in een ak
kerrand langs de Delingsdijk in september meer
dan 10 exemplaren op Akkerdistel.
Opmerkelijk dat de Atalanta het duidelijk
beter doet dan het voorgaande tweetal, waarvan
de rupsen eveneens op brandnetels leven. Nu is
het voortplantingssucces bij de Atalanta moeilij
ker te meten, omdat er in de loop van de zomer
nog steeds exemplaren uit het zuiden arriveren.
Op rottende en overrijpe pruimen was het weer
een gefladder van jewelste. In september dus die
massale verplaatsing in zuidelijke richting, zoals
in de vorige Sterna door Ted Sluijter werd be
schreven.
Bij Ouwerkerk is duidelijk een populatie van
het Oranjetipje ontstaan. De voedselplant van de
rupsen, hier Look zonder look, is een bosrand
soort die met het ouder worden van de aanplant
rondom de kreken daar veel te vinden zal zijn.
Boswachter René van Loo kon de vlinders mooi
in zijn tuin fotograferen.
Enkele soorten die het duidelijk voor de wind
gaat zijn het Bont Zandoogje en de Gehakkelde
aurelia, beide soorten van struwelen en open bos-
gedeelten. Die toename is er niet alleen in onze
omgeving, maar in heel Nederland en bijvoor
beeld ook in Engeland, waar ze volgens onder
zoek tot de weinige soorten behoorden waarvan
de noordgrens was opgeschoven als gevolg van
het warmere klimaat. Volgens Anton Baaijens
van de Vlinderwerkgroep kun je aan het kaart
beeld van de verspreiding van het Bont Zandoog
je mooi het verschil in landschap tussen Walche
ren en Schouwen zien. In het open Schouwse
polderland ontbreekt de soort over grote delen,
terwijl het Bont zandoogje op Walcheren in vrij
wel ieder kilometerhok is aan te treffen.
Een soort met een beperkte verspreiding is de
Heivlinder. Je ziet ze vrijwel niet buiten hun
voortplantingsbiotoop de droge heischrale gras
landen, die in onze omgeving tot de duinen be
perkt zijn. Zelf had ik het idee dat het niet zo goed
met deze soort ging. In mijn tuin op Burgh krijg ik
ze de laatste j aren maar zelden te zien. Het viel mij
dan ook hard mee om te merken dat deze vlinders
in de Meeuwenduinen toch nog vrij talrijk voor
komen. Kort achter de zeereep waren er daar eind
augustus zelfs vele tientallen aanwezig. Datzelfde
geldt voor Goeree, waar Krijn en George Tanis er
72