Broedvogels Scheelhoek zomer 2002, en eerder...!
Gerard L. Ouweneel
Ter gelegenheid van het vijfentwintigjarige jubileum van de Vereniging voor Natuur- en
Landschapsbescherming Goeree-Overflakkee zal deze club volgend jaar een boek uitge
ven over de vogels van en in het landschap van de streek. De uitgave wordt samenge
steld door leden van de Vogelwacht Goeree-Overflakkee, samen met 'overkantse' voge
laars die het eiland vaak bezoeken. Ten behoeve van het hoofdstuk over de Scheelhoek
gaf de Vereniging Natuurmonumenten, de beheerder van het bij Stellendam liggende
reservaat, vergunning het gebied op zijn broedvogels te inventariseren. Dat karwei werd
de afgelopen zomer geklaard.
Tussen begin-april enhalf-juni onderzochten in
totaal negen vogelaars het gebied, deels te voet,
deels per boot. Nu wordt in het SOVON-district
19 gelukkig meer geïnventariseerd, maar er zijn
redenen om de Scheelhoek-inventarisatie extra
in het zonnetje te zetten. Allereerst gaat het om
een van de belangrijke vogelreservaten van het
desbetreffende SOVON-district Zuid-Holland-
Zuid. Voorts reiken de broedvogelgegevens van
de Scheelhoek terug tot in de dertiger jaren, een
fenomeen dat zelfs nationaal gezien maar weinig
vogelgebieden beschoren is. En tot slot zal menig
D-negentiener wel eens verlangend naar die on
bereikbare Scheelhoek hebben staan staren, zich
afvragend wat daar aan vogels huist. Welnu, dat
was ruim 60 jaar geleden al de moeite waard, en
dat is thans nogzo.zij het dat net als de Scheelhoek
zelf, ook de broedavifauna grondig veranderde.
Het onderzoek in 2002 had uitsluitend betrek
king op het voor het publiek niet toegankelijke
deel van het reservaat. Het westelijk van Stellen
dam gelegen Kiekgat en de beboste stroken langs
het pad naar het uitkijkpunt bleven buiten de in
ventarisatie. Wèl meegenomen worden de door
medewerkers van het Rijksinstituut voor Kust en
Zee (RIKZ) op de buitendijks gelegen eilanden
vastgestelde aantallen kustbroedvogels (sterns,
meeuwen, steltlopers). Deze vijf in het Haring
vliet liggende kunstmatige eilanden dateren van
1995/1996.
Exclusief de begin-mei eenmalig gehoorde
Roerdomp kwam de inventarisatie uit op 64 soor
ten met territoria, 13 meer dan bij het voorlaatste
gebiedsdekkende onderzoek van 1991, toen het
reservaat onder andere nog onderdak bood aan
Patrijzen, Kemphanen, een paartje Velduilen
enTapuiten,soorten waarmee in Nederland thans
dusdanig veel mis is dat ze op de Rode Lijst staan,
dan wel voor die lijst kandidaat zijn. Een rijtje
soorten, waaronder die zich (nog?) thuisvoelen
op de buiten liggende archipel, vestigde zich tus
sen 1991 en 2002 in het reservaat. De resultaten
van 1991 en 2002 vergelijkend, is er genoeg stof
voor kanttekeningen, kritische vragen en over
peinzingen. Iedere sovonner is natuurlijk vrij de
wenkbrauwen te fronsen, maar hierna alvast en
kele voorzetten.
Voor interpretaties werden de SOVON-hand-
leidingen geraadpleegd, zodat bij vraagtekens bij
de inderdaad verrassend hoge aantallen Wintert
alingen, Zomertalingen en Krakeenden verwe
zen wordt naar de normen uit Beek-Ubbergen.
Overigens, een deel van de Scheelhoek offreert
talingen een biotoop volgens het boekje! Verre
weg de meeste territoria van de ten opzichte van
1991 verrassend toegenomen Kievit bevonden
zich op de oeverlanden van het Zuiderdiep. Met
een daling van 39% tot 11 paren ten opzichte van
1991, gaat het de Grutto minder voor de wind. Bij
de drie acrocephalussoorten is iets vreemds aan
de hand. Van Swelm signaleert bij zijn beschou
wing over 1991 al een 'merkwaardig en oneven
wichtig' beeld. Welnu, het resultaat van de desbe
treffende soorten. Kleine Karekiet.Bosrietzanger
en Rietzanger in 2002,geplaatst tegenover dat van
1991 suggereert dat voor die drie 11 jaar geleden
het onderzoek niet uitputtend was, met als sum
mum de Rietzanger die in 1991 zou hebben ont-
4