Wat grosso modo opgaat voor ganzen, geldt ook voor de in de Delta overwinterende Kleine Zwanen. Ook deze soort zoekt akkerland op om er te foerageren. Foto: Gerard Ouweneel. Met zijn kanttekening 'in de zomer horen hier geen ganzen' slaat de WLTO-voorzitter de plank mis. Nog afgezien van de zekerheid dat Grauwe Ganzen in de negentiende eeuw nog broedden in Nederland, is het onjuist te oordelen welke (vogel)soorten al dan niet thuishoren in dit land en elders. Indien wij inzicht konden hebben hoe vanaf het begin van onze jaartelling de (avi)fauna van dit land veranderde, dan zou de voortdurende correlatie tussen ingrepen in het landschap en de veranderingen in de soortensamenstelling treffend zijn. Of wij er blij mee zijn of niet, (vogel)soorten komen en gaan, en bijna altijd door toedoen van de mens, waarbij de boeren een belangrijke rol vervulden. Want zij immers druk- tendoordeeeuwenheen met hun activiteiten een stempel op het (Nederlandse) landschap. Dat neemt niet weg dat nu Deltanatuur het landschap van de noordelijke Delta duchtig op zijn kop gaat zetten, de organisatie niet om haar verantwoording heen kan jegens de vele tiendui zenden ganzen die in de noordelijke Delta door trekken en/of overwinteren. Dat geldt ook jegens de zomerganzen en zeker ook tegenover degenen die de ganzen vaak onderdak bieden, in casu de boeren. De sleutel ligt niet bij het met (steeds) gulle(re) hand verstrekken van afschotvergun ningen voor tot op heden nog uitsluitend zomer ganzen. Thans lijkt het erop dat de autoriteiten deze heilloze en verwerpelijke weg willen inslaan of dat al deden. Oosfvaardersplassen Rob ter Horst geeft in Tijschrift kort aan 'vol doende dynamiek, een slimme inrichting en een mede op ganzen gericht beheer'. Met 'voldoende dynamiek' speculeert ter Horst dat indien later in deze eeuw het getemd getij gaat lopen, de in de terreinen van Deltanatuur vrij spel hebbende get ijslag de ganzen de lust doet benemen er te gaan of blijven broeden. Dat kan, maar is geenszins zeker. Indien de plannen met de Haringvlietsluizen doorgaan.zal omstreeks 2020 dat getemd getij een feit zijn. Alsdan voorziet het computermodel ter hoogte van Strijensas een tijverschil van circa 90 centimeters. Is dat voldoende om in 2020 ganzen te weerhouden te gaan broeden in de 15 j aren eer der door Deltanatuur als nieuwe natuur opgele verde APL-polder? En wat speelt zich af in die tussenliggende 15 jaren? Inderdaad een'ganzen- fokkerij Voorzien van de kennis van nu stelt het inrichtingsplan van de APL-polder een natuur voor, waarin het niet moeilijk is zich broedende ganzen voor te stellen. Neen, wil Deltanatuur bij dragen aan het verminderen van het ganzenpro- bleem, dan zal het inderdaad moeten komen van 'een slimme inrichting en een (mede) op ganzen gericht beheer'. In Nederland is veel expertise in zake ganzen. Door op deze deskundigheid een be roep te doen voor de keuze van een inrichtings- en beheersmodel, zal men het wiel niet opnieuw be hoeven uit te vinden. Een referentie is Zuidelijk Flevoland, het gebied gelegen tussen de Oost- 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2003 | | pagina 18