Het is veel gemakkelijker om veldsprinkhanen op het gehoor te inventariseren dan op uiterlijke kenmerken. Hier waar schijnlijk een paartje (links vrouwtje) van de Bruine sprinkhaan. Foto:Henk Harmsen. In het duingebied is verrassend veel water aan wezig maar veel poelen zijn ondiep en vallen on getwijfeld droog tijdens een warme zomer. Pant serjuffers hebben daar over het algemeen geen problemen mee en werden dan ook talrijk aange troffen. Van de overige soorten werden meestal geen hoge aantallen geteld. Het regelmatig droogvallen van poelen is voor de stabiliteit van li- bellenpopulaties natuurlijk niet gunstig. In het ui terst westelijke deel, tegen de meeuwenduinen aan werd zowel in 2001 als in 2002, bij een vrij jonge uitgestoven poel de minder algemene Zwervende heidelibel gevangen. Zeer zeldzaam en nieuw voor Zeeland is de Ge vlekte witsnuitlibel Leucorhinia pectoralis, die door libellenspecialist Peter Geene op 9 juni 2000 werd waargenomen in km-hok 39-412. Deze soort staat in de Rode Lijst voor libellen te boek als bedreigd. Hij komt voornamelijk voor bij verlandingsvegetaties van matig voedselarme tot matig voedselrijke wateren. In de duinen is de Ge vlekte witsnuitlibel sinds de jaren '80 verdwenen. Het waargenomen exemplaar was waarschijnlijk een zwerver. Sprinkhanen De meeste sprinkhanen houden over het alge meen van droge warme plekken, en komen dan ook talrijk voor in de Zeepeduinen. Er zijn in de onderzoeksperiode 12 verschillende soorten vastgesteld. Sprinkhanen zijn niet eenvoudig te tellen van wege de goede schutkleur. De meeste soorten die nen daarom te worden geïnventariseerd op aan wezigheid aan de hand van zanggeluiden die zij produceren, het moet dan wel zonnig en warm weer zijn. Elke soort heeft zijn specifieke zang zodat tijdens het wandelen duidelijk te onder scheiden is om welke soort het gaat. Enkele soor ten produceren een nauwelijks hoorbaar geluid en zijn geïnventariseerd op zichtwaarnemingen (Boomsprinkhaan, Struiksprinkhaan). Het zand- doorntje maakt helemaal geen geluid en kan het beste, of vroeg in het jaar, of laat in het seizoen, worden geïnventariseerd. Vanwege de landelijke zeldzaamheid is er goed gelet op de Rode Lijst-soort Blauwvleugelsprink- haan. Deze fraaie sprinkhaan was vrijwel overal in het gebied aan te treffen op open plekken met kaal zand. Plaatselijk werden zelfs meer dan 20 exemplaren op 100 vierkante meter geteld. In het voorjaar waren er enorm veel doorntjes (Zanddoorntjes) aanwezig langs de vochtige oe vers van vochtige plekken.Tijdens het vangen van vliegen en bijen op struiken bleek er af een toe een struiksprinkhaan in het net te zitten. Tijdens een nachtvlinderexcursie in het Slotbos werd een boomsprinkhaan gesignaleerd op een zgn. 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2003 | | pagina 25