Tabel 4. Waarnemingen Levendbarende hagedis datum aantal coördinaten opmerking 7-5-2001 1 volw. 40,5-413,7 (zie foto) 3 juveniel 40,1-413,9 bij elkaar op graspol 2juveniel 39,8-414,1 11-8-2001 1 juveniel 40,24-413,77 23-8-2001 1 juveniel 39,62-412,72 V- Aanbevelingen Dagvlinders Het noord oostelijke deel en het midden en noordwestelijke deel zijn de beste plekken voor de Rode Lijstsoorten. Op deze plekken zijn zand verstuiving aanwezig. Alle drie de rode lijstsoor ten profiteren daarvan. Viooltjes ontwikkelen zich het best op plekken waar verstuiving aanwe zig is in combinatie met grazers (de pony's)Duin viooltjes zijn in feite pionierplanten die het best gedijen op een wat lossere zandbodem. De zaden kiemen beter wanneer (resten van) mest (stiksof) aanwezig zijn. Wat dat betreft is de aanwezigheid van grazers extra gunstig voor de Kleine parel moervlinder. Mijn verwachting is dat de populatie Kleine pa relmoervlinders zich verder uit zal breiden door het huidige beheer met grazers te handhaven. De aanwezigheid van deze populatie is immers pas van de laatste jaren. Wanneer de populatie inder daad flink toeneemt,zijn vermoedelijk op langere termijn ook andere soorten parelmoervlinders te verwachten. In het verleden is op de Kop van Schouwen in alle uurhokken de zeldzame Aardbeivlinder (Pyrgus malvae) en Kommavlinder (Hesperia comma) waargenomen. Hoewel ze al tientallen jaren niet meer zijn waargenomen is het niet uit gesloten dat deze vlinders op de Kop van Schou wen toch ergens in kleine aantallen aanwezig zijn. Tormentil, de voedselplant van de Aardbeivlin der, is in Het Zeepe veelvuldig aangetroffen, vaak enigszins overgroeid door grassen. Daarom zou gefaseerd maaien van verruigde delen waar veel Tormentil groeit een goede beheersmaatregel zijn. Sprinkhanen De Blauwvleugelsprinkhaan is de enige Rode Lijstsoort die in het gebied is aangetroffen. De aantallen zijn behoorlijk hoog. Er zijn diverse plekken waar makkelijk 20 exemplaren per 100 vierkante meter zijn te tellen. De voorkeur van deze soort komt redelijk overeen met de voor keur van de Heivlinder. De sprinkhanen zijn vooral te vinden op de zeer schrale, warme droge plekken. Libellen Wat betreft libellen zijn wel veel soorten maar geen Rode Lijstsoorten in de onderzoeksperiode aangetroffen. In 2000 werd echter wel een zwer vende exemplaar van de RL-soort Gevlekte wit- snuitlibel gezien. Een soort die in het verleden wel in de duinen voorkwam. Dit kan een indicatie zijn dat het gebied potentieel geschikt is voor de soort. De twee grote duinpiassen in het gebied zijn weinig geschikt voor libellen omdat ze te diep zijn. De jong uitgestoven (kalkrijke) duinpias in het midden van het westelijke deel had duidelijk een andere soortensamenstelling dan de overige natte plekken. Alleen hier werd bijvoorbeeld tel kens de wat zeldzamere Zwervende heidelibel ge zien (voortplanting waarschijnlijk). De overige duinpoelen in het gebied zijn vrijwel allemaal poelen met veel organische resten als takken, bla deren ed. Veel van deze poelen vallen in de zomer (vrijwel) droog met als gevolg sterfte van libellen larven en andere waterdieren. Hier valt wat te ver beteren. Mijn aanbeveling is om een aantal van deze poelen op te schonen om de kwaliteit van het water te verbeteren. Dit zal ten goede komen aan zowel de libellen- als de amfibieënfauna. Wan neer deze poelen iets verdiept worden vallen ze niet meer droog tijdens droge perioden en wor den ze kalkrijker waardoor nieuwe soorten libel len zich kunnen vestigen en handhaven. Bijen en graafwespen Het toelaten van zandverstuivingen is onge twijfeld gunstig voor een aantal soorten die type rend zijn voor zandverstuivingen zoals bijvoor beeld de zeldzame Harkwesp. Door het gebied lopen een aantal wandelpa den. De aanwezigheid daarvan ervaar ik als gun- 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2003 | | pagina 28