Bergeenden in de Schouwse duinen anno 1632
stig. Delen van de paden stuiven uit ten voordele
van bovengenoemde soorten dagvlinders en
sprinkhanen. Aan de randen van de paden vor
men zich in een reeks gevallen mooie steilkantjes
waar graafwespen en bijen duidelijk van profite
ren omdat ze graag in dit soort kantjes nestelen.
Naast dit voordeel is ook gevaar aanwezig want
veel mensen mijden het losse zand op het pad en
gaan daarnaast lopen. Gevolg daarvan is dat de
steilkantjes kunnen instorten, hoewel dat in de
praktijk waarschijnlijk reuze meevalt.
Mijn aanbeveling is om in ieder geval het instor
tingsgevaar in de gaten te houden en eventueel
maatregelen te nemen om dit te voorkomen door
bijvoorbeeld het geven van voorlichting of door
paden (deels) te verleggen.
Monitoring
Tenslotte zou het heel mooi zijn als er een moni-
toringroute voor dagvlinders uitgezet zouden
worden in het gebied. Al dicht bij de ingang van de
Zandstraat bevinden zich de populaties van Eike
page, Geelsprietdikkopje, Kleine parelmoervlin
der en Bruin blauwtje. Dit betekent dat routetel
lers niet al te ver het gebied in hoeven te lopen om
hun tellingen te verrichten. De ontwikkelingen
van de populatie van de Kleine parelmoervlinder
kan dan goed gevolgd worden.
Frans Beekman
Soms komen we archiefstukken tegen waarin een bepaalde vogel wordt genoemd en
zo'n waarneming uit het verleden is vaak interessant. Het komt echter ook voor dat uit
een tekst geconcludeerd kan worden dat het om een bepaalde soort moet gaan.
Daarvan volgt hier een aardig voorbeeld.
Het gaat over het bestaan van duinboer Dirck
Fokker in het 19de bevang van de Westeren Ban,
dat is nu in de buurt van de Strandweg in Nieuw-
Haamstede langs de Verklikkerduinen. De zoons
van ene Dirck Fokker met name Jan en Pieter en
ook dochter Trijntje waren beruchte stropers. Bij
nacht en ontij gingen ze in de duinen op konijnen
jacht. De duinmeiers die een stuk duin voor het
zelfde doel hadden gepacht, waren het daar be
grijpelijk volstrekt niet mee eens.
Zo beklaagde duinmeier Cornelis Backer zich
over Trijntje, die hij betrapt had op het uitgraven
van een Konijnenhol. Hij sprak er vader Dirck op
aan met het dreigement:soude sij dat meer doen,
ick soude op u doen procederen". Dirck Fokker
zei dat stropen niet te geloven, 'seggende het mag
een vogelnest weesen'Later moest hij echter er
kennen dat zijn dochter wel degelijk naar Konij
nenhad gegraven.
Uit dit zeer menselijke relaas over een boeren
gezin langs de duinkant, begrijpen we datje in een
Konijnenhol ook eieren kan vinden. De Tapuit
broedt in dergelijke holen, maar die soort zal niet
bedoeld zijn. Het is waarschijnlijk dat er eieren
(Uit Vogeljaar"
werden geraapt van de Bergeend die in Konijnen
holen nesten maakt met veel grote eieren.
bron: Gens Nostra 1997,blz. 289-298.
59