y -V,. jagen ze op prooi. De larven zijn weinig beweeg lijk en leggen per dag ongeveer vij ftien centimeter af. Het risico om door de stroom meegevoerd te worden is relatief groot in vergelijking met de lar ven van de Rivierrombout Gomphus flavipes. De ontwikkelingsduur van de larven bedraagt twee tot vier jaar (Geraeds en van Schaijk. 2002). De meeste larven sluipen gedurende een zeer een korte periode van een paar dagen uit, meestal rond eind mei, begin juni. Na het uitsluipen ver spreiden de meeste exemplaren zich in de wijde omgeving, waar ze jagen langs bosranden en hout wallen tot ze geslachtsrijp zijn. Na ca. twee weken keren de mannetjes terug naar het water. Bij het water of in de directe omgeving vindt de paring plaats. De hoofdvliegtijd is kort en duurt van on geveer eind mei tot begin juni. (De Nederlandse libellen.2002). Verspreiding Tot 1930 kwam de Beekrombout langs diverse rivieren en beken in Oost- en Zuid Nederland voor. Door de watervervuiling is de soort sterk achteruit gegaan. Sinds 1990is de soort weer bezig met een opmars en is op diverse plekken in Oost Nederland opgedoken. (De Nederlandse libel len, 2002). In 2002 zijn enkele verse exemplaren gevonden langs de Nieuwe Merwede in de Bies- bosch (mond.med. J. v.d.Neut). Beekrombout in Ooltgensplaat? Nu dient zich natuurlijk de dringende vraag op Beekrombout. neergestreken te Ooltgensplaat. Foto: Anne-mieke Tollenaar hoe deze libel op deze plek verzeild raakt? Er zijn twee mogelijkheden: door een zwerflustige libel (imago) of een zwemgrage larve. De plek waar ik hem heb gevonden, mijn tuin, grenst aan het water:'het spui'.Dit is een oude voormalige kreek en uitloper van het havenkanaal, die uitmondt in het Krammer-Volkerak. De tuin is ca. 200 m2 groot, is weelderig begroeid met bomen, struiken en veel bloemen en daardoor zeer rijk aan insec ten. Met een beetje fantasie is het net een houtwal. De Beekrombout in de tuin ving net nadat ik hem ontdekt had een Lantaarntje Ischnura elegans die hij vervolgens op een blad zat op te peuzelen. Waarschijnlijk liet het dier zich hierdoor uitge breid bekijken en fotograferen. In totaal heeft hij er ongeveer een uur gezeten, daarna is hij verdwe nen en heb ik hem niet meer teruggezien. Volgens Robert Ketelaar van de Vlinderstich ting is de kans groot dat het een zwerflustig vol wassen exemplaar betreft. Het is minder waar schijnlijk dat het een op drift geraakte larve is vanuit de Biesbosch. Deze zijn dan namelijk via het Hollands Diep,de Volkeraksluizen.het Kram mer-Volkerak en door het havenkanaal van Oolt gensplaat in het spui terechtgekomen moeten zijn. Misschien dat de larve wel een klein stukje op drift is geraakt vanuit de Biesbosch,is uitgeslopen en de rest vliegend heeft afgelegd. Of misschien is er wel een populatie dichter in de buurt, die nog niet bekend is. De korte vliegperiode van de Beekrombout vergemakkelijkt het ontdekken van nieuwe populaties niet.Tegen het eind van de 19e eeuw kwam de soort voor in de omgeving van Rotterdam, maar zijn daar verdwenen door de verslechterde waterkwaliteit. Inmiddels is de wa terkwaliteit stukken beter, en breidt de soort zich landelijk uit en is vermoedelijk weer langs de ge hele Waal te vinden (pers. med. R. Ketelaar). Dus wie weet vestigt de Beekrombout zich weer in onze contreien.Terug van weggeweest! Literatuur R. Ketelaar G. Kurstjens, 2002.Beekrombout. In: Neder landse Vereniging voor Libellenstudie 2002. De Nederlandse Li bellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhisto risch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij European Invertebrate Survey-Nederland. Leiden. R. Geraeds &V. van Schaijk, Het voorkomen van de Beekrom bout (Gomphus vulgatissimus) langs de Roer, Natuurhistorisch Maandblad, jaargang 91, juni 2002. F. Bos M.WASSCHERjVeldgids Libellen, 1997,Stichting KNNV Uitgeverij, Utrecht. 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2003 | | pagina 14