Vogelperikelen
Natuurbeheer is óók vogeibeheer. Het beheer van de afgelopen twintig jaar en
dat wat komt, heeft natuurlijk ook gevolgen voor de vogelbevolking van de
Zeepeduinen.
Centraal in het beheer staat het streven om het duingebied open te houden.
Voor ondermeerTapuit, Veldleeuwerik, Bergeend en Wulp is die openheid van
wezenlijk belang. De Tapuit is de laatste decennia landelijk en ook hier gekel
derd. Omdat de Tapuit zijn voedsel rennend bemachtigt, is een open, korte ve
getatie nodig; begrazing en de natuurlijke verstuiving bewerkstelligen dat. De
broedgelegenheid is en blijft penibel: de Tapuit broedt veelal in konijnenholen
en met de gravers daarvan gaat het beroerd. Ook de Veldleeuwerik verkiest
een korte vegetatie. Hoewel daaraan wordt voldaan, is -net als landelijk- ook in
de Zeepeduinen een dramatische daling van het aantal broedpaar gaande.
De Bergeend heeft ooklast' van het tekort aan konijnen; deze broedt even
eens graag in verlaten konijnenholen. De voedselvoorziening wordt - dankzij
een hogere grondwaterstand en nattere valleien- voor deze soort wel beter. Als
de konijnenstand herstelt, kan de Bergeend daarvan voluit profiteren. Voor de
Wulp is naast openheid, met name rust van belang. Het dier is erg storingsge
voelig. Natuurmonumenten zorgt ervoor dat de recreatiedruk niet groter wordt.
In het half open duin gaat het slecht met het Paapje. In 1999 was er nog één
broedpaar. De vraag is of het tij te keren is: de duinen zijn overal uiterst ijl bezet.
De Roodborsttapuit gaat het wel naar den vleze, die profiteert van meer stru
weel. Naar verwachting weet de soort zich de komende jaren primate handha
ven.
Natuurbeheerders en vogelaars dromen bij het half open landschap van Grau
we Klauwier en Nachtzwaluw. Beide hebben een grote rijkdom en variatie aan
grote insecten nodig. Begrazing, bevordering van de verstuiving en het na
tuurlijkerwaterpeil komt de insectenfauna ten goede. De omstandigheden
voor 'grauwe' en 'nacht' worden beter: de kans dat ze komen is en blijft na
tuurlijk uiterst klein. Nederland telt slechts 160-200 broedparen Grauwe Klau
wieren zo'n 1000 paren Nachtzwaluw.
Het open maken en natter worden van de duinvalleien heeft grote gevolgen
voor de vogels. Gezien het landelijk aantal broedparen (35-45) is de kans erg
klein, maar in principe zouden de Zeepeduinen dan weer Velduil-geschikt
moeten zijn. De afgelopen jaren broedde er heel incidenteel één. Net als de
Wulp is de Velduil sterk storingsgevoelig. Dankzij natuurlijke grondwaterstand,
begrazing, plaggen en maaien krijgen natte valleien weerslikrandjes. Steltlo
persals Witgatje, Oeverloper, Tureluur en andere ruiters profiteren hiervan.
Daar waar moeras ontstaat, zullen Blauwborst, Kleine Karekiet en Rietgors
verschijnen.
En dan de vogels van het struweel. In de tijd dat het duin dichtgroeide namen
ze sterk in aantal toe. Het beleid is er op gericht om de toename van het stru
weel een halt toe te roepen. De aantallen Nachtegaal, Grasmus en Braamslui-
per zullen daardoor vermoedelijk niet verder stijgen, maar een achteruitgang
ziterzekerooknietin.
Het natuurlijk bosbeheer, waarbij dode bomen blijven liggen, komt veel bosvo
gels ten goede. Zoals Grote Bonte Specht, Boomkruiper, Wielewaal, Holen-
duif en Groene Specht.
Wulpen die in de duinen broeden, hebben vooral rust nodig. Foto: Henk Harmsen.
77