Op stap
Voorbeeld IJsselmonde
Zomer 2003, op zo'n avond die bijna tot middernacht voortduurt, kwam ik door de Benelux-
tunnel IJsselmonde op. Een paar honderd meter na die tunnel iigt het Knooppunt Benelux,
waarop men via een lange lus op de A15 komt, richting Vaanplein. Excuses voor deze
onbeduidende mededeling, maar u moet er even doorheen. Op die lus rijdend, vloog uit de
links liggende zandput een Kluut omhoog, heftig een passerende Kleine Mantelmeeuw atta
querend. 'Die Kluut heeft daar wat', schoot door mij heen. Op slag moest ik denken aan
Herman Stubbe. Dat zal ik uitleggen.
Gewone soorten telde je niet
Op de plaats waar men via de Beneiuxtunnel op
IJsselmonde arriveert, lag een halve eeuw gele
den ons vogelgebied. "Ons' slaat op een groepje
vogelaars afkomstig uit Rotterdam-Zuid. waar
toe ook Herman Stubbe behoorde. Deze had iets
met vogelnesten. Gedroeg naar zijn oordeel een
vogel zich verdacht, dan placht Herman te zeggen
"die heeft daar wat' en ging hij op zoek naar het
nest. meestal met succes.
In ons gebied.dat zicht uitstrekte vanaf de west
kant van Waalhaven tot Shells 2e Petro
leumhaven, konden wij desgewenst etmalen vul
len met het zoeken naar nesten. Want qua soort en
aantal bood dit industriegebied in wording onder
dak aan onvoorstelbaar veel vogels. Zoveel dat ik
thans, vijftig jaar later, soms twijfel of jeugdige
overmoed de waarnemingen en tellingen van
toen niet beïnvloedde. Navraag bij vogelaar-
vrienden die 'erbij waren' en dagboeken bevesti
gen dan de herinneringen aan de Vondelingen
plaat, de naam waarmee wij het gebied
aanduidden: het was een ornithologische heer
lijkheid. Nu die dagboeken doorlopend, neem ik
mijzelf kwalijk toen nog niet veel meer te hebben
opgeschreven. Natuurlijk is er in te lezen over
zeldzaamheden waartoe, moeilijk voorstelbaar,
vijf decennia terug nog Krakeenden behoorden.
Maar van soorten als Veldleeuwerik, Huiszwaluw,
Geelgors en Patrijs kwam ik toen niet verder dan
de notitie dat ze gezien waren. Bij Gele Kwik
staart staal vaak te lezen 'zeer veel', een bevesti
ging dat in mijn herinnering het op en rond de
opspuitterreinen leefde van de Gele Kwikstaar
ten. Maar met 'zeer veel' doet de SOVON-boek-
houding niets. Waarom niet meer opgeschreven
over broedende Grote Karekieten en niet
nauwkeuriger bepaald de omvang van de tussen
Pernis en de Jachtdijk liggende kolonies Zwarte
Sterns? Daar ligt thans de Eemhaven, met zijn
science-fictionachtige apparaten voor gedoe met
containers. En waarom niet het aantal broedende
Strandplevieren tot en met het laatste paar
nauwkeurig vastgesteld? Het antwoord moge
duidelijk zijn. Destijds waren deze soorten ge
woon. Van circa 200 Zomertalingen in de bak
langsdeButaanweg,op28maartl954,stondenwij
geenszins paf. Kom daar nu eens om... het tellen
van Zomertalingen verloopt al sinds jaren per
stuk. Dus wederom het dringende advies: schrijf
alles nauwkeurig en uitgebreid op. Later beleven
uzelf en anderen daaraan veel plezier en voldoe
ning.
Huisjespest
Vanaf 1955 begon Rotterdam aan zijn grote
mars voorwaarts, hetgeen in wij de omgeving leid
de tot een cultuurtechnische kaalslag. Het eerst
aan de beurt was ons gebied, de terreinen die
lagen te wachten op de komst van industrie en
havenbedrijven. Dat ging snel en grondig. Binnen
korte tijd was de ornithologische glorie voorbij.
Ons Rotterdam Zuidse vogelaarsclubje slonk.
Herman Stubbe ontmoette ik veertig jaar later op
de Hcllegatsdam. Maar dat is een ander verhaal.
Na ons gebied gingen IJsselmonde en ook Rozen
burg verder op de schop. Niet alleen verdwenen
de vogels van vroeger.maar ook de landschappen.
Een kerktoren, een molen of een enkele boom
overleefden hetgeen Rotterdam op IJsselmonde
en Rozenburg aanrichtte. Nu zo'n boom passe
rend denk ik 'zo joh, jij stond er toen ook al.
Complimenten!' Dat 'toen' slaat dan op een vóór
1955 gelegen tijdstip. Verbaasd heb ik de kaarten
bekeken van de eind 2002 verschenen 'Atlas van
de Nederlandse broedvogels'.Toch nog Grutto's
op West-IJsselmonde? Waar in hemelsnaam?
Neem kaart 109 van de Nieuwe Topografische In-
14