"Mijn kerkuilen zijn weer terug" Cor Both Het is nu 10 jaar geleden dat de kerkuilenwerkgroep van Goeree-Overflakkee zijn eerste broedgeval mocht aanschouwen. De werkzaamheden van de werkgroep zijn gestart in 1991 ledereen binnen de Vogelwerkgroep weet van de geschiedenis van de kerkuil. Berucht was het jaar 1963, waarin de kerkuilenpopulatie van 3500 broedgevallen afnam tot enkele tiental len. Vanaf het dieptepunt in 1963 waren er wel enkele broedgevallen op het eiland, maar toen in 1991 de vogelwerkgroep zich ging oriënteren op het helpen van de bedreigde uilensoort, moest er tot de zomer van 1994 gewacht worden op broedresultaat. Het helpen bestond voornamelijk uit kasten plaatsen en schuren toegankelijk maken. Maar overal waar we komen om te controleren, te ringen of schoon te maken wordt er door de eigenaren gesproken over "mien" of "oenze" kerkuilen. Op het moment van schrijven van dit artikel in de zomer van 2004 hebben we voor ons eiland een record van 7 nesten bereikt. Eerste Het eerste broedgeval in 1994 heeft op verschil lende manieren indruk gemaakt. Drieëndertig zelfgemaakte kasten hadden we al opgehangen over het hele eiland verspreid. Op de eerste broedplaats echter verkoos het eigenwijze uilen- paar niet in de kast, maar gewoon in het stro te broeden. Dit stro was zo opgestapeld dat er een gang van 4 meter lang (20cm hoog en 10 cm breed) tussen muur en strobalen was ontstaan op de 2e verdieping van de balen. Ringen konden we wel vergeten.want het uilengezin zat aan het eind van de gang. Eer we de nodige 11 etages strobalen ver plaatst zouden hebben om bij het nest te komen, zouden de jongen allang uitgevlogen zijn. Daar om is er wat gepost 's nachts in de schuur bij het licht van een rode lamp. De uilen trokken zich van dit licht niets aan en schitterende foto's hangen nu op posterformaat in de keuken van de eigenaars van de schuur. en laatste broedgeval Het laatst vastgestelde broedgeval in de zomer van 2004 was er één van toevalligheden. Het aantal kasten is gestegen naar 65, omdat er elk jaar nog wel 3 of 4 kasten worden geplaatst. Bij het plaatsen wordt gekeken naar de biotoop, de bereikbaarheid en de wintermogelijkheden (kan de uil bij slecht weer binnen zijn kostje bij elkaar scharrelen). Kast 64, zoals wij hem noemen, is geplaatst in april 2003 op verzoek van de eigenaren na langdu rig overleg. Het was een schuur waar spullen wer den opgeslagen die naar andere landen gestuurd konden worden. Een uil was al gezien in de schuur, maar er was angst voor braakballen en krijtstre pen. Of er een kast zo kon worden gezet.dat de uil wel in de kast maar niet in de schuur kon komen? Dit was een van de weinige kasten, die rechtst reeks achter het invlieggat is gehangen. Het han gen van een kast met de afmetingen 70 bij 40 bij 45 cm is soms eenvoudig, maar hier niet. De hele ope ratie waarbij 3 man en twee ladders elkaar in de propvolle schuur in de weg stonden, heeft zeker twee uur geduurd. Na de arbeid en bij het genot van een kopje thee werd de kans besproken van kerkuilenvisite. We waren vrij pessimistisch.maar je weet nooit (De omgeving was ideaal). Een jaar lang geen geluid, geen uil, geen braak ballen en geen krijtstrepen.Toch begon het in juli 2004 wat te stinken in de schuur. De eigenaren hadden de hele schuur onderzocht en de oorzaak werd niet beneden, maar boven in de schuur ge vonden. Dan halen we die kast er wel af en kijken of het beter gaatbesloot de familie. Het verwij deren ging wat sneller dan het plaatsen. Eenmaal beneden toch even kijken waar het geurtje door werd veroorzaakt.Tot ieders verbazing zaten vier zwarte ogen in twee witte maskers vol verwach ting naar buiten te staren. Lichte paniek in en bui ten de kast. Het was te laat om die avond nog wat te ondernemen en de kast werd met het invlieggat naar de muur op de grond neergezet. De volgende morgen vroeg is er door tussenkomst van verschil lende personen iemand van de kerkuilenwerk groep gewaarschuwd. Die morgen werd er ge- 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2004 | | pagina 17