niet te storen hebben we met een riem een tak vastgesjord, waarvan prompt gebruik werd ge maakt. Het gerucht over de broedende Hop ging snel rond en wij werden benaderd door de Engels man Eric Hosking, destijds een befaamd vogelfo tograaf. Ik regelde dat deze ook de Hoppen mocht fotograferen. Ik vermoed dat Hosking als eerste werkte met een electronenflitser. zelf gemaakt, met gebruik van 2 enorme accu's. Vanuit onze schuilhut kon hij één foto maken, die hij overal heeft gepubliceerd. Na die ene foto sloeg het hele zaakje door. Voor reparatie liet Hosking uit Enge land een mecanicien overvliegen. Ook wilde hij Kluten en Standplevieren fotograferen op de Vondelingenplaat en Wielewalen in het Overbos. Daarvoor werd een grote stelling gebouwd. Maar toen Hosking de volgende ochtend beginnen wilde met fotograferen, zat de laatste vogel op de rand van het nest en vloog deze weg'. De Scheelhoek Over zijn tochten naar gebieden die wat verder van Brielle lagen, schrijft van Tussenbroek ook. 'Uiteraard kwamen wij met de NJN vóór wij in Brielle woonden al op De Beer. Op Koninginne dag. die van Wilhelmina, dus op 31 augustus, was het vaste prik om op De Beer naar Morinel- plevieren te speuren, 's Winters zaten er op de droogstaande duintjes soms tientallen Velduilen. De zuidpier van de Nieuwe Waterweg was altijd goed voor Eidereenden, Steenlopers en Paarse Strandlopers. Ik raakte al gauw bevriend met de eigenaars en bewakers van voor vogels interes sante terreinen. Op De Beer heerste toen Korf- maker. Wij ontmoetten er wel eens andere voge laars, onder andere Simon de Waard. Die heeft toen de Lachsterns gefotografeerd. Zelf heb ik de Lachsterns niet meegemaakt. Onder diepe geheimhouding werd ons op De Beer de Canadse Fijnstraal getoond. Thans staat die overal mas saal. Overal waar het maar vochtig was stond Parnassia en Watermunt.Tja, de Beer...de econo mie won en heeft al dat moois vernietigd. De Scheelhoek bezochten wij ieder j aar wel een paar maal. De pachter, een zekere mijnheer de Boer. stond ons toe om er te kamperen en te foto graferen, waarbij de bewaker Arie Blokland ons dan overzette en ons voorzag van water. Om er te komen was niet eenvoudig. Eerst per fiets naar Hellevoetsluis. Later werd dat een Fiatje 500. Van daar me t de pont naar Middelharnis en dan verder naar Stellendam. Daar wachten tot de vloed hoog genoeg was om over te steken naar de Plaat van Scheelhoek. Eens maakten wij er zeer hoogwater mee, waardoor duizenden eieren wegspoelden. Je kunt je de horden vogels die op de Scheelhoek broedden thans bijna niet meer voorstellen.Tien- tallen Dwergsterns, Visdieven en Grote Sterns. Kapmeeuwen en Zilvermeeuw bij honderden, waarbij de laatste werden vergiftigd. En een leger van Kluten! Er zaten ook veel ratten en Noordse Woelmuizen. Met de Baardmannetjes zijn deze bij de februariramp van 1953 verdwenen. De Kwade Hoek bezochten we een enkele maal. maar niet intensief. De Slikken van Flakkee en de Punt bekeken we ook wel, maar door de slechte pontverbindingen was dat moeilijk'. Jan van Tussenbroek besluit zijn brief met de mededeling dat hij heel veel goede herinneringen heeft aan zijn verblijf op Voorne, maar dat de Ken- nemerduinen hem ook lief geworden zijn. dat hij nog steeds geniet en dat hij wel zal zien hoe lang hij dat kan volhouden. 88 Zuidcrdi'cp

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2004 | | pagina 10