de vraag hoever het dier landinwaarts gevonden kan worden. Het vlindertje verlevendigde in ieder geval tot 1960 de dijken rond Melissant, ook al omdat het overdag gemakkelijk opvloog. Voor dit soort vragen over verspreiding landinwaarts zijn waarnemingen van Dick Doornheijn van belang. Als laatste en misschien wel belangrijkste groep moeten we nog kijken naar de vlinders die gebonden zijn aan zilte biotopen of aan de zoet- zout-overgang. Dergelijke biotopen komen pleksgewijs voor langs de hele kust van Europa van zuid tot noord en vertonen allemaal specifie ke, geleidelijk veranderende kenmerken. Deze beschrijving geeft al het grote belang aan. Hierbij moeten we denken aan soorten die aan bepaalde planten gebonden zijn, bijvoorbeeld, aan Zeeaster,zoals de Astermonnik Cucullia aste risde bladroller Phalonidia affinitanade koker mot Coleophora asterisde mineermot Bucculat- rix maritima, of aan Zeekraal zoals Coleophora salicorniaeof aan grassen, zeggensoorten of bie zen. Vaak heeft een plantensoort zijn eigen speci fieke bewoner, zoals Coleophora maritimellaal leen op Zeerus. Daarnaast heeft ieder gebiedje weer zijn eigen mix van plantensoorten. Sommige vlindersoorten komen daarbij langs de hele kust voor, andere zijn gebonden aan heel beperkte stukken. Uit het voorgaande volgt als vanzelf de vraag, wat de invloed is geweest van de Deltawerken op de fauna van het betrokken gebied. Een uiterst in teressante vraagstelling, die we echter,net als vele andere problemen, op dit moment moeten laten liggen omdat ook onze ruimte beperkt is en over dosering gevaarlijk is,zelfs bij een boeiende mate rie. Rups van de Astermonnik Cucullia asteris op Zeeaster.De rupsen kunnen gele of paarse strepen hebben, afhankelijk van het feit of de Zeeaster wel of geen (paarse) lintbloemen heeft. Hier de variëteit zonder lintbloemen. Foto:Anton Baaijens. 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2004 | | pagina 18