Op een warme zonnige dag kon de opkomst wel eens onverwacht groot zijn. Na eerder op de ochtend de struweelrijke
Noordelijke Slikken geteld te hebben, maakt men zich hier gereed voor het inventariseren van de Slikken-zuid in een
wat luchtiger tenue. Foto: Kees cle Kraker.
afsluiting in 1971 tot en met 1999 is niet veranderd.
Ook zijn geen eilandjes afgedankt of gebieden
jaarlijks gewisseld.
In 1986, in een overzicht van 15 jaar broedvo-
gelinventarisaties schreef Gerard Slob,één van de
mannen van het eerste uur:" Door dit werk {de
broedvogel-inventarisaties noot Han Sluiter) is
één der langste tijdreeksen op ornithologisch ge
bied in Nederland ontstaan die uniek is voor het
volgen van de successie. Voortzetting hiervan is
uit wetenschappelijk oogpunt dringend ge
wenst". De inventarisaties zijn daarna nog zeker
15 jaar voortgezet met altijd nog dezelfde enthou
siaste vogelaars.
Al die jaren is er aan de eigen methode van in
ventariseren vastgehouden. Men voerde 3 simul-
taantellingen in het broedseizoen uit (april, mei
en juni). Deze 3 simultaantellingen bestonden uit
ieder 2 dagen waarin één dag werd besteed aan de
platen (behalve de Hompelvoet en Markenje) en
één dag aan de Slikken van Flakkee. De waarne
mers liepen in linie op een afstand van enkele hon
derden meters (maximaal) van elkaar en noteer
den alle vogels en paartjes met vlucht- en
nestgedrag. Tijdens ieder veldbezoek werd spe
ciale aandacht besteed aan de soorten die op dat
moment een territorium bezetten en broed- of af
leidingsgedrag vertonen. In de kolonies van Klu
ten, Meeuwen en Sterns noteerden de vogelaars
zoveel mogelijk de nesten. Deze resultaten wer
den vergeleken met de tellingen van het RIKZ.
De Hompelvoet en Markenje werden door de
vogelwachters Kees de Kraker en Philipp Derks
geïnventariseerd. Later in de periode van 30 jaar,
zijn enkele inmiddels beboste deelgebieden
(zoals de Slikken van Flakkee noord) afzonder
lijk door de boswachter van Staatsbosbeheer
geïnventariseerd.
Het SOVON onderscheidt vijf catagorieën gel
dige waarnemingen:
1. nestvondsten
2. nest-indicerende waarnemingen (voer voor
jongen e.d.)
3. zang of balts
4. waarnemingen van paren in het broedbiotoop
5. (solitaire) volwassen individuen in hun broed
biotoop
Bij een aantal van deze geldige waarnemingen
zijn kanttekeningen te plaatsen. Het SOVON
geeft aan dat waarnemingen van solitaire indivi
duen in hun broedbiotoop alleen geldig zijn als
het om standvogels gaat (bijvoorbeeld een Steen
uiltje in de boomgaard). Dat geeft gelijk aan dat
een aantal van deze geldige waarnemingen niet
bruikbaar zijn voor de Grevelingen waar veel vo
gels tot ver in het voorjaar doortrekken.
Het zwaartepunt van de eigen methode van
broedvogelinventarisatie door de vogelaars van
de Grevelingen ligt op het in linie door het gebied
lopen en noteren van vogels met broedgedrag
en/of nesten. Deze methode lijkt op de methode
27