Het
begint in de tuin
met een bruidsvlucht,
een vlucht van witte vlinders
boven de bedden, tussen de ge
spannen draden door,uiterst sier
lijke paartjes, slalom in de lucht,
scheervlucht en loopings in de ver
baasde ogen van het jongetje. De
onschuld geconsumeerd in de
holte van een blad, een snelle pa
ring waar de zegen op rust van de
kruisbloemigen. De koolfamilie,
spruitkool, savooiekool, rode
kool en witte voor de zuur
kool. Arme kooltjes, men
heeft hun het geheim niet
verteld. De geboorte in de
beschutting van hun blade
ren, kleine gele eitjes afgezet
door de koolwitjes, onder het
zware groene blad geplakt, de
verstopte eitjes. En dan breekt de
dag aan van de geboorte in de kool,
dan komen de trosjes rupsen uit, in
de schaduw kronkelende baby's,
honderden bekjes die in de kinderka
mer overgaan tot de strijd, borend en
kauwend verwerken ze het groente
vlees van de kool. Kleine groene
keutels op hoopjes in de ok
sels van het blad en niet
veel later het skelet.
53