De grote uitgestrektheid van de Meeuwenduinen (1930)? Duinvorming Net van de middelbare school krijgt Niko in 1925 de kans de beroemde duinen op de Kurische Nehrung in Oost-Pruisen te bezoeken om er de vogels te bestuderen. In De Levende Natuur van datjaar vertelt hij ondermeer over de trek van de Bonte Kraaien en de vangst ervan door de 'Krah- jebieters'Uitvoerig beschrijft hij ook de loopdui nen ('Wanderdünen') met hun flauwe loefhelling en steile lijzijde. Op deze loopduinen bewegen zich kleine sikkelduinen. Ook op de Kurische Nehrung was men inmiddels begonnen de stui vende duinen met dennen te beplanten, vooral bij bedreigde dorpen. Weer thuis bestudeert Niko in 1926 een stuif- duin in het gebied Meijendel in de Wassenaarse duinen.In De Levende Natuurvan 1927 legthij de ontwikkeling van een 'stuifketel' uit, waarbij het zand met de overheersende wind over de duintop waait en een 'schuiftong' vormt die de begroeiing bedekt. Tijdens dat proces storten de zijkanten van de stuifketel in. De uitdieping door de wind gaat door tot het grondwaterniveau. Daar is het zand te nat om weggeblazen te worden. Tegen woordig noemen we dit proces secundaire duin vorming. Eveneens in De Levende Natuur van 1927 be schrijft Tinbergen de duinvorming op het zeer brede strand van De Beervoor Hoek van Holland (nu Europoort-Maasvlakte). Op het kleiige strand groeit Zeekraal en daarachter ontstaan kleine duintjes die geen aaneengesloten zeereep vormen. Deze ontwikkeling noemt men nu pri maire duinvorming. Achter de strandduintjes lagen de oudere duinen uit de tijd vóór het graven van de Nieuwe Waterwegin 1872. Ook in deze dui nen zaten allerlei openingen. Door het graven van de konijnen enhoge vloeden stortten de zijkanten van deze duinen in en ontstonden een soort duin ruïnes. In het fraai uitgegeven boek Het Vogelei land uit 1930 (met een voorwoord van Jac.P.Thijs- se) beschrijft Niko het aftakelen van deze oudere duinen als 'een stervend landschap'. In zijn ver haal laat hij ons meegenieten van de vergezichten over de Brielse Maas en het gedrag van de Tapui- ten die in de konijnenholen broeden. Schouwen Met deze kennis van duinvorming gewapend komt Niko Tinbergen met z'n NJN-vrienden in 1928 voor het eerst op Schouwen. Ze maken er kennis met de inlagen en meester Johannes Vij verberg. Ze bezoeken de eendenkooi van Elle- meet waar Simon Rosmolen woont. Net als elders zoeken ze contact met mensen die nog dicht bij de natuur staan, zoals de pachter van de vogelhillen in de inlagen, de kooiker, de visserman (en bij Loosduinen de man van de vinkenbaan). Dat zijn 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2005 | | pagina 4