De dode merel ligt op z'n rug, op een dun laagje bladeren. Hij is vast al een paar dagen dood. In het midden van zijn kadaver is een gat waardoor men het dode blad kan zien dat van de kersen boom is gevallen en waar ook gaten in zitten. Langs de kanten van het rottende gat zie je z'n kop. onderkant van de uitgesprei de vleu gels, z'n staart en één poot met een klauwtje, de verspreid lig gende aangetaste resten, het dons van z'n buik. De snavel van de merel staat wijd open. De dode merel schreeuwt in stilte tegen de lege hemel. Z'n oog is een donker gaatje onder de boom. midden op het terras. Overal rond de betonnen plaat kronkelt de aarde door de wormen om hoog. Ze persen hun donkere zwarte uit werpselen tussen de richels van de stenen door. De herfst is net begonnen, andere bladeren zullen nog vallen en de resten bedekken. Uit eindelijk zal alles worden weggeveegd, de dood op een hoop in de kruiwagen. 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2005 | | pagina 19