aantal uit tot de belangrijkste najaarspleister plaats van Grauwe Ganzen in het HDHv. De bedrijfsleiding begon in de zestiger jaren ermee om na de oogst voor ganzen strategisch gelegen bietenakkers een poos ongemoeid te laten. Het doelwasde ganzen aan het bewuste perceel te bin den, en daardoor te voorkomen dat ze op percelen met karwei en/of net ingezaaide wintertarwe gin gen foerageren. Die opzet lukte. Wèl gebeurde het toen al dat Grauwe Ganzen ertoe overgingen te beginnen aan nog op de akker staande bieten, door deze letterlijk uit de grond te eten. Dus de wijze waarop ze voordien te werk gingen met bie zen wortels, gingen ze toepassen op bieten. Dat ge beurde bij voorkeur op bietenkavels die deels waren gerooid, waarbij de ganzen opereerden vanuit het reeds geoogste gedeelte. Na 1987 veranderden de landbouwmethoden op de ABH grondig en gaf het gebied zijn bijzondere positie voor Grauwe Ganzen prij s.NudeABHis overge dragen aan de provincie met als bestemming na tuur en recreatie,zal het gebied als voedselterrein voor (Grauwe) ganzen geheel verloren gaan. Suikerbieten exit? Om te beseffen waartoe die eerste 60 jaar gele den op akkers foeragerende Grauwe Ganzen hebben geleid, volstaat anno 2006 een dagje ganzen speuren op Schouwen-Duiveland, Goe- ree-Overflakkee, op Voorne-Putten en in de Hoeksche Waard. Dan zijn ze in het najaar voor namelijk foeragerend te zien op bouwland, bij voorkeur op recent geoogste bietenkavels met achtergebleven oogstresten. Het blijft dan niet bij Grauwe Ganzen. Rietganzen waren altijd al voor- namelijk akkervogels. Later zochten in het kiel zogvan de Grauwe Ganzen,Kolganzen de bieten- resten op en recent ook Brandganzen. Dat laatste is opzienbarend, maar past bij de verrassingen waarmee deze soort ons confronteert. Voorts weten Kleine Zwanen de ex-bietenkavels te vin den. Mede namens de ganzen en Kleine Zwanen hulde voor de landbouwers die de bietenresten nog laten liggen. Anno 2006 gebeurt dat niet veel meer. Minder akkerareaal, minder oogstresten en binnenkort ook minder teelt van bieten, zulks als gevolg maatregelen van de Europese Unie die de prijs van suiker zullen drukken. Zeker in Zuid west-Nederland waar suikerbieten een van de hoofdproducten is, lijkt het onvermijdelijkee krimpen van het bietenareaal een doemscenario voor de in het noordelijk deltagebied overwin terende ganzen. Het toch al stumperige systeem van ganzenopvanggebieden,dat geboren is uit het in deze natie nog altijd gecelebreerde maakbaar- heidsgeloof in plaats van realiteitsbesef, zal hier het verlies van bietenresten als voedselbron nim mer kunnen compenseren. Best mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat in de door Deltanatuur aange legde en nog aan te leggen nieuwe natuur in com binatie met terugkeer van enig tijverschil, biezen gaan terugkomen. Maar ook heel best mogelijk dat de Grauwe Ganzen hun oude stiel weer op pakken, zeker als ze hongerig zijn. Daarom, bin nenkort zal nog meer dan thans het adagium gel den: 'oogstresten gevraagd Literatuur Anonymus. 2004. Haringvlietsluis in 2008 'op kier'. NRC-Handelsblad van 21 december 2004. DRAAlJER,L.J.1967.Terreinkeusenvoedselvande Grau we Gans in het Hollandsch Diep-Haringvlietgebied. Rapport RIVON. Haperen, A. J.Kuypers. 1971. Grauwe Ganzen en Kol ganzen in het noordelijk deltagebied in de laatste jaren voor de afsluiting van het Haringvliet.Trias 2 april/mei. Lathouwers, R. 1955. Slikken Goudswaard. Ornitholo gisch rapport 1942-1955. Ouweneel, G.L. H.G. van der Weijden. 1970. De Spuimond, een nationaal natuurgebied. De Levende Na tuur 73:199-211. Ouweneel, G.L. 1979. Grauwe Ganzen Anser anser op Cromstrijen. Waarnemingen op een pleisterplaats langs het Hollandsch Diep. Limosa 52:1-11. Ouweneel, G.L. 2001 DeTiendgorzen langs het Hitsert- sche Gat, een panorama op deltanatuur van de toekomst. Sterna 46:81-85. Rooth, J. 1966. De Grauwe Gans in Europees verband. Het Vogeljaar 14:213-218. SuNDERMEiJER, J. 2005. ABH in handen van de provincie. Het Kompas van 30 november 2005. Timmerman, A. L. Zwarts. 1966. Watervogels in het Hollandsch Diep-Haringvlietgebied. Verslag winter kamp 1 t/m 7 januari 1966. Aythya/Tjiftjaf nummer 3. Veen, J. van. 1956. Organogene Landgewinnungsver- suche im Haringvliet. E. Schweizerbart'sche Verlags- buchhandlung. Stuttgart. Voslamber, B„ E. van Winden K. Koffijberg. 2004. Atlas van ganzen, zwanen en Smienten in Nederland. SOVON-onderzoeksrapport 2004/06. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2006 | | pagina 15