specimen in een museum voor natuurlijke historie, is alzoo niet uitgesloten.Als mogelijke oorzaken voor het kleiner wordend aantal, noemt Gazen beek (vooral thuis op de Veluwe) de aanhouden de roofvogelvervolging en het steeds meer in cul tuur brengen van woeste gronden. Mede dankzij de protesten kwam er aandacht voor de gevolgen van gifstoffen in het milieu en werd het gebruik van slecht afbreekbare midde len meer en meer aan banden gelegd. In combina tie met een sterk verminderde vervolging resul teerde dit in een herstel van de meeste roofvogels en werden zelfs gebieden bezet, waar bepaalde soorten voordien al lange tijd of nog nooit ge broed hadden. Niet bij alle soorten was dat overi gens het geval. Door veranderingen in de land bouw en het gebruik van de duinen, bleef herstel bij de Grauwe Kiekendief uit. Wat de Slechtvalk betreft kwamen de sombere verwachtingen, zoals Baker die schetste, gelukkig niet uit. In onze omgeving kan iedereen die daar voor een beetje moeite doet, tegenwoordig een Slechtvalk zien. Het is vooral een jager van open vlakten en gebieden die rijk zijn aan watervogels en steltlopers. Bij de Prunje, de Grevelingen, Krammerse Slikken. Hellegatsplaten, Kouden hoek en Kwade Hoek zal men in het winterhalf jaar zelden tevergeefs uitkijken naar een Slecht valk. Ook de Dikke Toren van Zierikzee en de watertoren van Dirksland zijn van die bekende plekjes voor overwinteraars. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2006 | | pagina 19