mmrni.
- -
De door wind en droogte aangetaste grillige abe
len werden in 1909 getekend door J.G.Huyser. Ui
teraard was het Zandgat een fantastisch speelter
rein voor kinderen. Op de prentbriefkaart van
Piet Ochtman omstreeks 1915 zien we de dorps
kinderen op de rand van de zandafgraving zitten.
Op de achtergrond staat de molen de Graanhalm.
Wetenschappelijke contacten van J.P.C.
Aan het einde van het eerder genoemde Duin
wegje werd in 1938 het vrijstaand huis Oase voor
J.P.C. Boot gebouwd. Over Jan Boot (1906-1983)
schreef ik al in de Sterna van 1999 en dat zal ik hier
niet herhalen. Wel geef ik nu zijn bemoeienis met
de wetenschap aan. Door zijn werk als fruitteler
had Boot veel met insecten te maken. Hij raakte
geïnteresseerd in de relatie insecten-vogels en
begon voor de Landbouwhogeschool in Wagenin-
gen inventarisaties te verrichten. Er is zelfs nog
sprake geweest van een baan bij de Plantenziekte-
kundige Dienst in Wageningen.
Een belevenis voor Jan Boot was een biologen-
werkkamp in juli 1960. De studenten van de Rijks
universiteit Utrecht bivakkeerden in zijn boom
gaard. De onderzoekingen werden geleid door
medewerkers van het RIVON (Rijksinstituut
voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van
het Natuurbehoud) onder leiding van dr. M.F.
Mörzer Bruijns.
In het vrij onbekende gestencilde 'Verslag van
J.P.C. Boot bij zijn 40-jarig huwelijk in 1973.
Foto collectie:Nella Padmos-Boot.
het biologen-werkkamp op Schouwen 18-25 juli
1960' (130 blz.) staan acht artikelen over de ver
schillende onderzoekingen door de deskundigen
van het RIVON. Voor J.P.C. Boot was vooral 'De
entomofauna, in het bijzonder van vlinders, van
het duingebied op Schouwen', geschreven door
W. J. Boer Leffef, interessant. Jan Boot moet heb
ben genoten van de discussies met de studenten
en hun docenten over de vondsten,nog jaren later
sprak hij erover. Met Boer Leffef hield hij contact
en hij stuurde hem lijsten met waargenomen en
gevangen insecten op. Sommige van de docenten
bewezen in 1983 de laatste eer bij de uitvaart van
J.P.C. Boot.
Het rapport uit 1960 kwam achteraf gezien op
een bijzonder moment uit: na de Watersnood van
1953 en vóór 1965 toen Schouwen-Duiveland
door het gereedkomen van de Grevelingendam
en Zeelandbrug het eeuwenlange isolement verl
oor. In 1961 werd het biologen-werkkamp gehou
den op de Kop van Goeree (op kampeerboerderij
De Toekomst). De verslagen van deze onderzoe
kingenzijn keuriginboekvorm uitgebracht. In het
Jaarboek 1961 van het Wetenschappelijk Genoot
schap voor Goeree en Overflakkee (en als over
druk door de Stichting Natuurmonument De
Beer) verscheen: 'Vegetatie en fauna van Goeree,
een biologische inventarisatie van de Kop van
Goeree door het Rijksinstituut voor Veldbiolo
gisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbe
houd (R.I.V.O.N.)'. De biologen waren met name
geïnteresseerd in de gevolgen van de Deltawer
ken op de natuur van het vroegere eiland Goeree-
Overflakkee.
Behalve over insecten heeft J.P.C. Boot veel we
tenswaardigheden over de oude elzenmeten vast
gelegd, die hij nog van de plaatselijke bevolking
op de Kop van Schouwen had gehoord. In Sterna
schreef hij verder over insecten en vogels, maar
ook over allerlei wilde planten en over het heide-
veldje bij Biesterveld. Zijn vogelwaarnemingen
gaf hij steeds door.
Voor de achter zijn huis gelegen Zeepeduinen
toonde Boot veel interesse. Hij probeerde er de
rust zo veel mogelijk te handhaven en was be
zorgd over de Wulp die bij te veel verstoring ver
dwijnt. Het broeden van zo'n kritische vogelsoort
geeft immers de kwaliteit van een natuurgebied
aan!
36