vak dat verder uitgesproken roofvogelarm was, zulks als gevolg van de pesticidengolf die in Noordwest-Europa en Noord-Amerika de roof vogels decimeerde. Op die bewuste datum zoch ten Leen Preesman en GLO de hele dag de zuid rand van de HW af naar een juveniele Zeearend. Die liet zich niet zien, wel in de weken voor en na de midwintertelling. Bovendien had de natie net een vorstperiode achter de rug, die waarschijnlijk een extra contingent roofvogels naar onze breed ten had geregisseerd. Overigens, in die tijd waren dagexcursies in de HW zonder een enkele roofvo gel niet ongewoon. 14 Januari 1968 naar het OLS en rond Strijensas was zo'n dag. En ook 25 januari 1969 naar en op de Korendijksche Slikken. Herstel Op het in september 1970 in Den Haag gehou den Internationale Ornithologisch Congres ver telden Engelsen dat in Engeland de achteruitgang van de Slechtvalk tot staan gekomen was. Begon nadat de Noordwest-Europese landen hadden besloten het gebruik van organische chloorver bindingen te verbieden het tij te keren? In 1973 overzomerde op Cromstrijen een Buizerd, voor de HW een nieuw fenomeen. Najaar 1973 betrok een Slechtvalk wekenlang de hoogspanningsmas ten op de Hellegatsplaten die er toen 2 jaar ston den. In februari 1981 verbleef op Cromstrijen een wijfje Havik, voor de HW wederom een opmerke lijke roofvogelgebeurtenis. Een verbetering was onmiskenbaar en voor enkele soorten zelfs spec taculair (Ouweneel, 1991). Toen de Hoeksche Waardse vogel werkgroep in 1983 met haar wintertellingen aanving, was het herstel dus al aan de gang. Desondanks vielen er die eerste maal slechts 100 roofvogels te registre ren.Drie jaar later.in 1986, waren het ernog min der. Nu, 20 jaar later, zijn dergelijke scores on denkbaar. Uit de cijferreeksen van tabel 2 blijkt duidelijk dat de toename vooral op het conto komt van de Buizerd. En hoewel met pieken en dalen, zijn er gemiddeld meer Torenvalken. Voorts doen de laatste jaren de Havik en Slecht valk goed mee, nam de Sperwer toe, maar lijkt het Smelleken af te nemen. Blauwe en Bruine Kie kendieven geven duidelijk terrein prijs, ook in dien wij de sinds 1991 voorTiengemeten opgege ven aantallen meenemen. Natuurlijk gaat een vergelijking tussen de aantallen van tabel 1 en 2 mank. Veertig jaar geleden waren het excursies naar een paar terreinen, nu zijn het gebiedsdek- kende tellingen,gericht op roofvogels. Buizerd Met een aandeel van rond 70% van het totale aantal steelt de Buizerd numeriek de show. Op Goeree-Overflakkee (GO) pakt dat anders uit. De GO-collega's organiseren al sinds 1978 's win ters (roof)vogeltellingen (med. D. Wilbrink). In januari 2006 kwam daar het aandeel Buizerds uit op 52%,98 stuks op een totaal van 188 roofvogels tegenin de HW incl.Tiengemeten 321 Buizerds op een totaal van 461 individuen. Het zou interessant zij n de telresultaten van GOenvandeHW met el kaar te vergelijken en daarbij de HW te splitsen in 2 delen, ruwweg westelijk en oostelijk van de A29. Kwa openheid heeft de westelijke HW veel weg van Overflakkee. Denkbaar is dat dit type polder land een andere roofvogelbevolking aantrekt dan het steeds meer gesloten rakende landschap van HW-oost, waarin overigens wel de open grasland polder van het OLS ligt. Hoe het succes van de Buizerd te verklaren? Bijlsma (2001) geeft aan dat de broedvogels jaar- rond in hun territoria verblijven en dat dit bestand aanvulling krijgt van wintergasten. In de HW gaat het de Buizerd als broedvogel voor de wind. Rond 1980 vestigden ze zich langs het Hollandsch Diep en de Oude Maas in daar aanwezige griendcom- plexen die, doordat ze al jaren niet waren gekapt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2007 | | pagina 10