van de dam ligt in het terrein een sloot voor het af
voeren van het 'overtollige' water. Die sloot dui
den we in het navolgende aan als dijksloot.
De hierboven aangegeven karakteristiek van
het gebied laat voor het slakkenonderzoek posi
tieve dingen zien, zoals de aanwezigheid van bos
(een beschut milieu voor slakken) en de ruime
aanwezigheid van kalk. Wat minder aantrekkelijk
is de aanwezigheid van zout in de delen die onder
invloed staan van het zoute grond water en/of zout
oppervlaktewater. Hen ander aspect is de migra
tie van soorten naar dit nieuwe 'schiereiland'.
Vanuit het noorden is er een mogelijkheid op
eigen gelegenheid via wegbermen en dijktaluds;
de route vanuit het zuiden is geblokkeerd door de
brug en het sluizencomplex. De slakkenfauna is
dan verder afhankelijk van natuurlijke aanvoer,
bijvoorbeeld een vliegreis op een vogel, of van
kunstmatige aanvoer door de mens.
Inventarisatiewerk rondom lagune
De winter heeft zich tot 19 december nog in het
geheel niet laten zien, zodat we met hoge ver
wachtingen slakjes gaan rapen. De dijksloot even
wijdig aan de Strandweg heeft korte zijtakken
haaks op de hoofdsloot. Vanuit de auto zien Jaap
en ik dat eerst aan voor geïsoleerde poelen, maar
dat is dus niet het geval. Het water is vermoedelijk
grotendeels afkomstig van het damlichaam,
zowel oppervlakkig als ondergronds toege
stroomd. De oevervegetatie bestaat uit riet. met
hier en daar wat zulte. De oever is gemaaid, waar
door een redelijke beoordeling van de vegetatie
niet mogelijk is, mede door het tijdstip ver buiten
de vegetatieperiode.We kunnen ons toch niet ont
trekken aan de indruk dat het zout hier nog een rol
speelt. Het vissen met een zeef levert een dikke
garnaal op. naast een hele massa bootsmannetjes.
Het enige slakje dat we in zeer beperkt aantal op
halen is Jenkins' waterhoren. De meegenomen
bagger toont verder een leeg huisje van het Trak-
torwieltje.We zien drie lege huisjes van het Muil-
tje.een zeeslak,op de oever. Die zijn wellicht door
een meeuw aangevoerd vanuit de Grevelingen.
Ine is er inmiddels ook bijgekomen. We rijden
naar de afgesproken ontmoetingsplek en zien
daar Roelof, die, met de bus gekomen, vanuit
Bruinisse moest lopen. Wij zien hem met appara
tuur op een statief bezig.niet op zoek naar slakken
maar naar gevederde vrienden.
Vanuit een parkeerterrein in het mid
den van het gebied lopen we langs een'la
gune' en een horecagelegenheid naar de
oever van het meer. We zien geen slakken
in het korte gras, wel krabbenschildenen
- poten, oesters en zelfs een doublet van
de tapijtschelp. Dit lijkt geen kansrijke
plek voor ons. De lage oever met grote
rolstenen, supergrind, ligt bezaaid met
alikruiken en wat fuikhorens. Zijn deze
slakkenhuisjes op dat hoge niveau afge
zet bij sterke aanlandige wind? Aan de
zijde van de lagune is het milieu rustiger.
Hier kijken we op een plek met ijl, hoog
gras. Jaap vindt de eerste slakken: Griek
se duinslak en Kleine akkerslak. De eer
ste zie ik in het veld aan voor een Grofge-
ribde grasslak enik meld ook trots dat dat
de reden was om hier te snuffelen. Ik zal
de lezer het verhaal besparen hoe ik na
veel moeite tot een goede soortbepaling
kwam. De Bruyne en Neckheim (2001)
geven het als volgt treffend aan: "Het
huisje van de Griekse duinslak lijkt een kruising
tussen dat van de Bolle duinslak en de Grofgerib-
de grasslak". Verder schrijven ze dat deze Medi
terrane soort pas in 1984 voor het eerst in Neder
land is waargenomen. De andere soort van deze
locatie, kleine akkerslak, is volgroeid en mist een
duidelijk vlekkenpatroon. We vinden meer exem
plaren, van juveniel tot adult. Vergelijking van die
reeks thuis laat zien dat de slakken bij volwassen
heid pipser worden en het vlekkenpatroon ook
minder duidelijk wordt. Bij de grote exemplaren
heb ik nog gedacht aan de zuidelijke akkerslak,
maar die wordt duidelijk groter dan 2,5 cm en
heeft een opmerkelijke lichte ring om de adem-
opening. Bij onze grootste exemplaren is soms
een lichtere ring aanwezig, maar niet echt opval
lend. Bij nalezing van het zelfde werk van De
Bruyne Neckheim heb ik toch maar voor de
Kleine akkerslak gekozen. Zekerheid heb je al
leen bij anatomisch onderzoek, wat hier niet is uit
gevoerd.
Roelof vindt dezelfde soorten ook in het super-
grind langs de lagune. We gaan vervolgens bij het
restaurant kijken in een grazige begroeiing met
veel Hondsdraf. Het blijkt dat de twee slakken-
soorten geen afscheid van ons nemen, ze zijn hier
22