Wilhelminahoeve van boer Job van Sluis. Van 5 tot 15 augustus zwerven de jongelui over het eiland en genieten van de vogel- en plantenstudie. In zijn aantekenboekje maakt Joost (zoals hij zichzelf noemde) zes bladzijden notities over zijn vogel waarnemingen. Dezelfde gegevens komen we ook tegen in het artikel 'Vogels op Schouwen' door zijn evenoude vriend Luuk Tinbergen in het tijdschrift Amoeba van de NJN van november 1930. De duinen en de inlagen worden vaak bezocht. Niet lang daarvoor was ontdekt dat de Putter in de binnenduinen broedde en ook was er in 1930 een invasie van Kruisbekken (12 ex.Natuurlijk gaan de jongelui op bezoek bij meester Vijverberg in Noordgouwe, kenner van de natuur op het eiland en beroemd vogelfotograaf. In het Kakkersweel zien ze 20 Slobeenden en 12 Dodaarsjes. Joost gaat er ook alleen op uit om ruiters te bekijken (Witgat. Oeverloper. Kemphaan. Tureluur, Groenpootruiter en Zwarte Ruiter). Op 6 en 8 au gustus noemt hij de Scholeksters 'scholjakken'. Dat is geen Schouws woord. Had hij die benaming ergens aan de Hollandse kust bij zijn woonplaats Den Haag opgevangen? Bij het stoomgemaal be kijkt de NJN een weiland vol met vogels, het is een hvp of hoogwatervluchtplaats. Via Zijpe fietst Joost alleen terug naar huis. Twee jaar later bezoekt Jan Joost ter Pelkwijk van 14 tot 17 mei 1932 het Pinksterkamp van de NJN. De aantekeningen beslaan nu dertien blad zijden. Het gaat niet alleen meer over soorten vo gels, maar ook over vogelgedrag en over planten. Op 13 mei fietst Joost 'over land' via Rotterdam, Dordrecht en Steenbergen naar Zeeland. Bij Zwijndrecht ziet hij een Ooievaarsnest en langs diverse wegen Roekenkolonies, 's Avonds om 11 uur zet hij z'n tent op langs de schorren bij Sint Philipsland. De volgende dag is hij al om 4 uur op voor het laatste stuk naar Renesse.Al fietsend valt hem op dat alle zwaluwsoorten in troepen van 40 tot 60 stuks vliegen. Opnieuw ziet hij de 'scholjak ken'. Op Duiveland zitten veel Ringmussen op de graanakkers en overal zijn de Geelgorzen te horen. Aangekomen gaat Joost meteen op excur sie naar de Meeuwenduinen die hij 'Meijendel op z'n kaalst' noemt (hij verwijst hierbij naar de dui nen bij Wassenaar). In de omgeving van de vuur toren staat Dalkruid. Op 15 mei zien de NJN'ers een Rouwkwikstaart bij Oosterland. Op 16 mei krijgt Joost een tegen de vuurtoren doodgevlogen Boompieper in handen, die hij herkent aan de korte gekromde achterteen. In zijn boekje plakt hij een afbeelding van Orchis morio (Harlekijn), in potlood getekend naar een plant uit het 'orchi- deeënweitje' bij de Plompetoren van Koudeker- ke, waar eveneens Orchis latifolia (Breedbladige orchis) staat. In de Amoeba van juni 1932 schrijft Jan Joost terPelkwijk.nog zeer onder de indruk van zijn er varingen, het artikel 'Met Pink steren op Schouwen'. Hij noemt het eiland 'prachtig mooi' en ver der: 'Tjonge, dat Schouwen is een landje, waar je je dagen wel kwijt kunt'! Enthousiast beschrijft hij de glorie van de inlagen met de vogelhillen. Vanaf de dijk 'krijg je een indruk van het dagelijksch leven in zoo'n groote vogelstad'. Ook lezen we over het baltsge drag van Visdief en Grote Stern. Wanneer het overdragen van een visje de Visdief niet snel lukte, hij 'z'n snavel even onderdompelt en JanJoostenReindeWitmet schuilhut materiaal op De Beer 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2007 | | pagina 4