meer op de Preekhildijk, één van de mooiste bloemdijken van het Deltagebied in beheer bij het Zuid-Hollands Landschap. Bij een goed beheer kunnen populaties heel lang stand houden. Zo noemt JPC Boot in 1970 het Sint-Jansvlindertje voor verschillende dijken in de omgeving van Zonnemaire (Kijkuit,Schrap- hage) op Beemdkroon. Ook kwam de soort in de zestiger jaren voor bij de elders in deze Sterna be sproken Zoeten en Zouten Haard, waar hij door Jacob Viergever gefotografeerd werd. Of de Sint- Jansvlinders daar nu nog te vinden zijn is onbe kend, maar niet onwaarschijnlijk. Verregende zomer Dat fraaie begin bij ongekend langdurig zonni ge weersomstandigheden werd in de maanden mei, juni en juli echter grondig gesmoord in wind en heel veel regen. Voortdurende nattigheid be komt vlinders en rupsen slecht en ook de ontwik keling naar pop en vlinder kan verstoord worden door schimmels. In mei deden de Icarusblauwtjes het nog goed en ook Hooibeestjes vlogen op veel plaatsen in aantal, maar uit het zuiden arriveerden slechts weinig Atalanta's en Distelvlinders. Bonte zand oogjes bleven opvallend schaars. Ze waren er wel, maar altijd maar een paar. En hetzelfde kon later in het jaar gezegd worden van de normaal zo tal rijke Zwartsprietdikkopjes en Oranje zandoog jes. Argusvlinders, die je vooral langs meerbloem- rijke bermen in de polder moet zoeken werden vrijwel nergens waargenomen. Die bloemrijke bermen zelf zij n in de polders trouwens ook steeds dunner gezaaid. Aardig is dat Chris van de Burg melding maakt van een kleine populatie Geelsprietdikkopjes op een verwilderd stukje dijk nabij de sluis te Brui- nisse. Het valt in de praktijk niet mee om het zeld zame Geelsprietdikkopje van de veel talrijkere Zwartsprietdikkopjes te onderscheiden. Daar voor moet de onderkant van de sprietknopjes be keken worden die bij het Geelsprietdikkopje oranjegeel zijn en bij de andere soort zwart. Zoiets zie je niet op afstand. Marlies Jongejan is één van de weinigen in Zeeland die de soort ook in haar tuin aan het Vliegveld op Haamstede kan waarne men. Dit jaar was dat er maar eentje. Tegen augustus wordt het altijd spannend of er nog een flinke invasie van luzernevlinders komt. Deze bleef echter uit. Alleen zo nu en dan werd in de zomer wel een enkel exemplaar waargeno men. Op de Hompelvoet had ik tweemaal een langstrekkende Oranje luzernevlinder en een maal een Gele die op Rode klaver zat en tot op en kele meters te benaderen was. Nog lastig om tot een goede determinatie te komen, want deze vlin ders zitten altijd met gesloten vleugels. Daarbij heb je een lichte vorm van de Oranje luzernevlin der en is er ook de Zuidelijke luzernevlinder die beiden op de Gele lijken. Je probeert alle kenmer ken zo goed mogelijk in je op te nemen, maar vaak blijkt achteraf dat je sommige dingen toch niet goed weet. De nazomer/herfst bracht een periode met wat stabieler weer waarbij een kleine tweede genera tie vloog van de bekende tuinvlinders als Atalan ta, Dagpauwoog, Gehakkelde aurelia en Kleine vos die langere tijd op de Herfstasters afkwam. Was al heel blij weer eens een Kleine vos te zien. Somber bericht Begin november was er een bijeenkomst van Europese vlinderonderzoekers die een alarme rend persbericht samenstelden. Uit de meetgege vens blijkt dat het slecht gaat met de dagvlinders in tal van Europese landen. Deze crisis is zeker niet beperkt tot de dichtbevolkte landen en re gio's, maar strekt zich uit van vlinderrijke gebie den zoals Turkije, over Oekraïne tot de Baltische staten. Ook het intensiveren van de landbouw in vele Oost-Europese landen baart de wetenschap pers zorgen. In Noordwest-Europa is de situatie voor dagvlinders het meest dramatisch. België en Nederland zijn hier de trieste koplopers. Het gaat daarbij om een groot aantal soorten die bedreigd zijn of per land zijn uitgestorven. Voor maatrege len wordt gedacht aan het concentreren van be houd- en herstelacties op 400 belangrijke vlinder- gebieden in Europa en vlinders meer erkend te krijgen als indicatoren voor het leefmilieu. Dankwoord Dit artikel had niet geschreven kunne worden zonder de medewerking van Chris van de Burg, Cobie Dekker, Marlies Jongejan en René van Loo, waarvoor hartelijk dank. 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2007 | | pagina 17