Er broeden nog Steenuilen op Schouwen-Duiveland Een grappig beestje, die Steenuil. Foto: Alex de Smet. Rinus van 't Hof De Steenuil is een bekend uiltje, dat bij de oude Grieken gold als de vogel der wijsheid en het zinnebeeld was van de godin Athene, die ook in zijn wetenschappelijke naam wordt vermeid. Op Schouwen-Duiveland is het een zeldzame broedvogel geworden, maar door meer nestkasten te plaatsen gaan we proberen de populatie uit te breiden. Inleiding De Steenuil Athene noctua was vroeger in Nederland een algemene broedvogel en kwam in elke provincie voor. De Steenuil is circa 22 cm groot, heeft een vleugelspanwijdte van 55-61 cm. grote ogen en een gele iris. Het mannetje weegt 150-200 gram en het vrouwtje 170-230 gram. Tij dens de Tweede Wereldoorlog zijn veel geschikte leefgebieden verdwenen en later zorgde de stren ge winter van 1962/63 voor veel slachtoffers van wege voedselgebrek. Daarna zette de daling ge staag door, want in de periode 1978-1983 werden nog maar 8-12.000 broedparen vastgesteld. De grootste afname vond plaats in Holland, Drenthe en Zeeland. Sindsdien is de broedpopulatie ver der gedaald,zo werden erin de periode 1998-2000 niet meer dan 5.500-6.000 broedparen vastgesteld in Nederland Overzicht Zeeland Ook in Zeeland kwam de Steenuil veel voor, maar door de inundatie in de Tweede Wereldoor log en de Watersnoodramp zijn deze vogels aan zienlijk afgenomen.Na deze periode kon de stand zich moeilijk herstellen. Knotbomen voor broed- gelegenheid waren schaars en later zorgde de wel vaart voor uitbreiding van wegen, ruilverkave ling, industrie, en toename van verkeer en bebouwing waardoor ook elders in Zeeland het aantal broedparen daalde. Het overgrote deel van de Steenuilen in Zee land zit in Zeeuws-Vlaanderen, In 2003 werden in West Zeeuws-Vlaanderen 231 territoria vastge steld, tegen 202in 2007. In Oost Zeeuws-Vlaande- ren had men in 2003 in totaal 163 territoria en in 2007 was dit aantal gestegen tot 215. De andere delen van Zeeland hebben meer te maken gehad 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 2007 | | pagina 12