Schorzijdebij
Schorzijdebijen behoren tot de familie Colletes
(zijdebij), waarvan er nog een stuk of zes andere
soorten in ons land voorkomen. De naam zijde
bij is afkomstig van het doorzichtige cellofaan-
achtige vlies, waarmee ze hun ondergrondse
nestcellen bekleden. De substantie waarvan dit
gemaakt is, wordt afgescheiden door speek
selklieren. De bijen graven hun nestgang bij
voorkeur in schaars begroeid zand. Ze hebben
geen gezamenlijk nest zoals de Honingbij,
maar het is ieder vrouwtje voor zich (zoals het
overgrote deel van alle soorten wilde bijen). Er
zijn dan ook geen werksters. Schorzijdebijen
zoeken elkaar wel op en kunnen kolonies vor
men, waarin zich op korte afstand van elkaar
soms duizenden nesten bevinden. Het nest be
staat veelal uit een gang met aan het eind meer
dere (veelal 4-6) cellen. De soort is gespeciali
seerd op Zeeaster (Zulte). Hierop wordt
stuifmeel en nectar verzameld waarmee de
nestcel gevuld wordt als voedselvoorraad voor
de larve die zich uit het daarin gelegde eitje ont
wikkelt. De ontwikkeling van ei tot volwassen
individu beslaat een jaarcyclus. De vliegtijd valt
gedurende de bloei van de Zeeaster, ongeveer
van half augustus tot begin oktober. Zoals ge
woonlijk bij bijen zijn de mannetjes er alleen op
uit om te paren en hebben de vrouwen het ver
volgens druk met de zorgen voor het nage
slacht.
De Schorzijdebij lijkt oppervlakkig gezien wel
wat op de Honingbij, maar een duidelijk ver
schil is de dichte voskleurige beharing van het
borststuk, de witte haarbandjes op het achter
lijf en de manier van stuifmeel verzamelen: in de
beharing aan de onderkant van de buiktussen
de poten en niet zoals bij de Honingbij in korf
jes aan de achterpoten.
Het verspreidingsgebied van de Schorzijdebij in kaart
gebracht.
Mannetjes van de Schorzijdebij laten zich manipuleren
bij experimenten met sekslokstoffen (feromonen).
Foto: Nicolas Vereecken.
Alles bij elkaar hebben we in de loop der jaren
vrij goed zicht gekregen op het voorkomen van de
Schorzijdebij. Ondanks dat ze bij lange niet alle
maal in Saeftinghe zitten, blijft het een soort met
een beperkt verspreidingsgebied: namelijk de
boorden van de zuidelijke Noordzee tot en met
het Kanaal. Dankzij contacten met Britse onder
zoekers is de verspreiding in Engeland goed be
kend (veel kleine vestigingen, die vaak onder
druk staan, van kustafslag tot woningbouw,indus
trie- en havenuitbreiding). Momenteel zijn er al
leen nog onzekerheden tot hoe ver noordelijk de
Schorzijdebij te vinden is,terwijl de zuidgrens ook
niet voor honderd procent vastligt.
Goeree
De Kwade Hoek is. mede door de afsluiting van
het Haringvliet zo'n veertig jaar geleden, nog
steeds aan grote veranderingen onderhevig. Op-
slibbing en aanzanding hebben het gebied sterk
zeewaarts uitgebreid. Zeeastervelden verover
den de slikvlakten, maar door ontzilting zijn deze
deels weer in rietvlakten veranderd. Tegelijker
tijd nam op andere plaatsen Zeeaster weer toe.
13