De blazer HS 2 van Kees van der Klooster onder zeil op de Oosterschelde (omstreeks 1910)
Collectie: W.P. de Vrieze, Haamstede
Behalve met geweer en knuppel werd ook jacht
gemaakt met behulp van netten. Dankzij de aan
tekeningen van J.A. van Dijk uit 1939 weten we
van deze laatste methode wat meer. De jacht met
wijdmazige netten maakte gebruik van het getij.
Op de Roggenplaat rustten de zeehonden aan de
steile zuidkant waar de diepe geul de Hammen
dicht aan de oever kwam. Voor de zeehonden was
dat ideaal. Omstreeks 1935 lagen er regelmatig
wel 200 van deze zeezoogdieren en dat was de
plaats waar dejachtzich afspeelde.
Bovenstrooms wachten de vissers op afgaand
water. Met een roeiboot wordt een lang en diep
stekend net uitgeroeid. Dit speciale net heeft
drijfkurken en lood om het vertikaal in het water
te laten staan. Aan de ene kant zit een driekant
drijfzeil, waar de ebstroom vat op krijgt. Aan de
oostkant wordt vervolgens de andere kant van het
zogenaamde warrelnet op veilige afstand van de
zeehonden met een stok op de zandplaat vastge
zet. Dankzij het drijfzeil hangt het net nu langszij
de plaat. Met veel lawaai worden de beesten ver
volgens opgejaagd, Ze duiken diep het water in en
raken in het net verstrikt.Tenslotte wordt het net
met de gevangen dieren met veel moeite de zand
plaat opgetrokken.
Tijdens de jacht waaraan onze informant Van
Dij k met de ZZ 2 van Leen Otte deelnam en waar
bij in Burghsluis de schipper van de reddingboot
en robbenjager Jaap van der Klooster aan boord
kwam. waren dat er zestien van zo'n 100 kilo per
stuk! Volgens Van Dijk was het vermoedelijk de
laatste zeehondenjacht met net vóór de mobilisa
tie.
Met een klap van een knuppel op de neus werd
de zeehond gedood. Ook liet men ze wel in leven
voor verkoop aan dierentuinen (en na de oorlog
voor het Dolfinarium in Harderwijk). Wel heel
slim was de methode een stuk of vijf zeehonden le
vend aan boord te houden. De volgende dag met
toeristen als gast werd de zeehond dan verkocht
en overboord gezet. Vanuit Burghsluis voer men
voor de jacht ook wel om de Kop van Schouwen
naar de Grevelingen. Bijzonder is ook het verhaal
over een visser uit Brouwershaven, die een jonge
zeehond enige maanden in de bun van zijn schip
aan boord hield. Elke dag kreeg het dier een
mandje wij ting, behalve op zondag want dan voer
de visser niet uit.
De zeehondenjagers op de Oosterschelde had
den overigens concurrentie van plezierjagers uit
Antwerpen en van vissers uit Usquert in Gronin
gen. De zeehonden werden aan land ontdaan van
het 'bontje'. De bontvellen werden tegen bederf
gezouten en opgespannen. Tussen 1930 en 1960
liep de prijs van een verkocht zeehondenvel op
4