Op stap
Pelagic
Bij het doornemen van de agenda had ik verteld komende zaterdag in te schepen voor een pelagi-
sche tocht. Dat zou gebeuren met de Maatje Adriana, vanaf Neeltje Jans. Na deze mededeling
besefte ik dat wat verduidelijking geen kwaad kon. Want bij het aanhoren van die damesnamen,
zou bij partner Els wellicht het idee rijzen dat op die bewuste zaterdag een tocht door een 'red-
light district' op het programma stond. Na mijn toelichting ging het licht op groen.
Pieter Beeke had in zijn emailconvocatie iedere
deelnemer opgeroepen tenminste een brood,
maar het liefst twee mee te nemen, gesneden wel
teverstaan. 'Want',zo schreef Pieter,'helaas kreeg
ik bericht van een grote bakkerij in Middelburg
dat ze vanwege de wet- en regelgeving in verband
met bacteriën, geen oud brood mogen verstrek
ken aan particulieren. Dat is verboden sinds dat
gedoe van gekke koeienziekte en mond- en
klauwzeer...!' Ruimhartig waren de deelnemers
op Pieters verzoek ingegaan. Op die zaterdagoch
tend werd een lading brood aan boord gesjouwd
alsof de Maatje Adriana zou uitvaren voor een
overwintering op Nova Zembla. Verreweg de
meeste pelagisten behoorden tot de Zeeuwse vo
gelaarskring. Toch waren er ook vogelaars uit
Twente, vandaar afgereisd op eendiep nachtelijke
uur. Ze wilden wel eens wat anders zien dan bos
vogels. Met in het vooruitzicht een windkracht die
een redelijke kans bood de dag door te komen vrij
van zeeziekte en een wind die naar noordwest zou
lopen, waren allen vol goede moed. En bovenal,
de voorafgaande weken hadden aangetoond dat
het dit najaar op de Noordzee redelijk druk was
met zeevogels. Met natuurlijk als 'top of the bill'
de Grote Pijlstormvogel langs Westkapelle van
maandag 10 september. Het woord grote pijl viel
die zaterdag vaak Rob Sponselee en Thomas Lui
ten die erop die bewuste maandag'bij waren', kre
gen er geen genoeg van hun verhaal opnieuw te
vertellen. Gretige toehoorders genoeg! Toen in de
loop van de ochtend een bij Vlieland passerende
Kuhls Pijlstormvogel werd doorgepiept, klonk op
het dek van Maatje Adriana een gesmoord ge
kreun, dat knap het midden hield tussen jaloers
heid en de overtuiging dat 'onze grote pijl van
Westkapelle' toch beter was'.
Net buiten de sluis van Neeltje Jans kwam hoog
uit zee een Smelleken binnen, een grote prooi
meevoerend. Kort daarop ging het eerste brood
overboord, een routinehandeling die de hele dag
zou doorgaan,met steeds grotere droppings. Ken
nelijk nam de voorraad niet af. Aan het einde van
de trip, toen alle zich op de rede van Noord-Beve
land en Walcheren bevindende meeuwen tot de
schedel met brood waren gevuld en alspapzakken
op zee rustten, ging het met hele broden tegelijk.
Als slot gingen de brooddistribiteurs elkaar voe
ren. Dat deden ze zo royaal dat schrijver een halve
zak op de rechterwang kreeg. Omdat ik kort tevo
ren een zeetje buiswater in mijn nek had gekre
gen, had de betekenis van het begrip 'op water en
brood zitten' voor mij geen geheimen meer. Bij
het binnenvaren van de sluis ging de laatste lading
overboord. De brooddonaties werkten echter
voortreffelijk. De massaal toestromende meeu
wen trokken de aandacht van andere zeevogels.
Al gauw Jan van Genten, die het schip niet meer
zouden verlaten. Daarna een passerende Kleine
Jager en toen ook Grote Jagers, die de hele dag in
de buurt zouden rondschuimen, soms vijf tegelijk.
Vervolgens Noordse Stormvogels, Drieteen-
meeuwen, Dwergmeeuwen en in totaal vier soor
ten sterns, waaronder Noordse en een Zwarte.
Toen hadden de fotografen hun camera's en toe
behoren al lang in stelling gebracht.
Hulde voor Thomas en Pieter die het Zeeuwse
hadden afgestroopt op visresten. Ze hadden vol
doende spul bijeengebracht om de vogels op een
uitgebreide chumsessie te onthalen. En ook de vo
gelaars, want de aantrekkende wind deed menig
maal een uitgeworpen sliert visresten binnen
boord belanden. De chum had succes, waarbij de
zon zo vriendelijk was ook door te komen. Eerst
een Grauwe Pijlstormvogel dicht achterlangs en
even neerstrijkend. Even later de kreet 'Vork-
staartmeeuw', weer vanaf de achterplecht. Die
uitroep was het begin van een uur weergaloos ge
nieten van die verbijsterend fraaie Vorkstaart-
meeuw, een soort waarvan men nooit genoeg
krijgt. Dit jonge exemplaar had kennelijk nog
nooit kennisgemaakt met het fenomeen 'mens',
42